Rosetta Stone Unit 7 Lesson 3 Flashcards
Vandaag is mijn jarig.
Op de Verjaardag
Birthday
On the birthday
Verkleedfeest
Wij gaan naar een verkleedfeest
Dress up party
Het strandfeest
Zij dansen op het strandfeest.
Beach party
wat voor soort….. feest is het?
What kind of…….
Rokken zijn een soort kleding.
Appels zijn een soort fruit.
Skirts are a kind of clothing.
Het dessert ديسيغ
Dessert
De salade سالاده
Salad
De soep
Soup
Zij eet chocola als dessert ديسير
Zij eet soep en een broodje als lunch.
She eats chocolate for dessert.
Maken / maak / maakt /hebben gemaakt
Hij maakt een salade.
Ik maak het ontbijt.
Zij maakt de lunch.
To make
Moeten / moet / hebben gemoeten
U moet met contant geld betalen.
Jij moet een jas dragen
U moet groente eten
Must
Mijn mobiele telefoon is daar.
Mijn vrouw is hier.
Zet u de tafel daar alstublieft?
U mag hier geen schoenen dragen.
De hond mag hier niet lopen.
U mag hier niet rijden.
There
Here
Can you please place the table there?
U mag hier niet eten. U moet naar buiten.
U mag hier niet links afslaan. U moet rechts afslaan.
U mag hier niet bellen. U moet naar buiten.
U mag hier niet rechtdoor. U moet afslaan.
You are not allowed to eat here. You must go out.
Van de/ het
Dit is Ahmed.
Dit is de auto van Ahmed.
Dit is de dochter van Ahmed en Dunya.
Dit is de mobiele telefoon van mij.
Of the
Met Ahmed Almalmi.
Hallo, u spreekt met Alhan.
Hallo, Alhan, hoe gaat het met jou?
Goed.
Kan ik Ali spreken alstublieft?
Nee, hij is er niet.
A conversation over the telephone
You are speaking to Ahmed Almalmi
Hello, you are speaking with Alhan.
Hello, how are you Alhan?
Good
Can I speak to Ali please?
No, he is not there.
Meenemen / neem mee/ neemt mee/ hebbeb meegenomen
Wat heb jij meegenomen?
Ik heb een dessert meegenomen.
To take along
What have you brought with you?
Dit of dat
Wilt u dit dessert of dat dessert?
This or that
Rijden
Rijd / rijdt/ hebben gereden
Ik heb in deze (this) auto gereden.
Ik heb in die (that) auto gereden.
Ik heb dit
Ik heb dat
Drove
Het»_space;> dit / dat
De»_space;> deze / die
Nieuw نيو
Dit horloge is nieuw.
New
Wil jij naar mijn verjaardag komen donderdag?
Ja, ik kom graag.
Kan ik iets meenemen?
Ja graag een salade.
Coversation