Rosstta Stone Unit 4 Lesson 1 Flashcards
1
Q
De Zonnebril(en)
A
Sunglasses
2
Q
Het kaartje كارتيه
A
Ticket
3
Q
De ladder(s)
A
Ladder
4
Q
De paraplu(‘s)
A
Umbrella
5
Q
Nodig hebben
Hij heeft een ladder nodig. Ik heb een bril nodig. Zij heeft zeep nodig. Hij heeft een handdoek nodig. Ik heb geld nodig.
Heb jij de sleutels nodig? Do you need the keys?
Heeft u geld nodig? Do you need money?
A
Needs or requires
6
Q
Sieraden سيغاده
A
Jewellery
7
Q
De Kleding pro. Clayding
A
Clothing
8
Q
Het speelgoed
A
Toy
9
Q
Het Fruit فغاوت
A
Fruit
10
Q
De groente(n)
A
Vegetable (s)
11
Q
Het vlees فليس
A
Meat
12
Q
Nieuw نيو
Oud
De groene auto is nieuw.
De blauwe auto is oud.
A
New
Old
13
Q
De supermarkt
Hij koopt bij de supermarkt.
A
Supermarket
14
Q
De bouwmarkt باوماركت
Ik koop bij de bouwmarkt.
A
Hardware store
15
Q
De juwelier يوفلير
Zij koopt bij de……
A
Jewellery store