Rosetta Stone Unit 9 Lesson 3 Flashcards

1
Q

Sterk

Deze man is sterk.
Deze man is sterker.

Deze vrouw is niet sterk.

Wie is sterker?
De vrouw is sterker dan de man.

A

Strong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sporten / sport / hebben gesport

Ik sport niet nu. Ik heb gesport.

Hij is sterk omdat hij sport.

A

To do sport/ to exercise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oefenen / oefen/ oefent / hebben oefend

Ik sport buiten. Ik oefen met een bal.

A

To train

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het team

Het team uit Brazilie draagt geel.

Er zijn zes jongens in dit team.

A

Team

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly