Oefenen.nl Vrienden Flashcards
1
Q
De sigaret سيخاريت
Roken
Hij rookt aan de sigaret.
A
Cigarette
Smoking
2
Q
De verjaardag
A
Birthday
3
Q
Het vuur
Het vuur is heet. Hot
A
Fire
4
Q
Het wiel
A
The wheel
5
Q
Dragen
hij draagt de koffer.
A
Carry
6
Q
Dromen
Hij droomt van lekker eten.
A
Dream
7
Q
Ruzie maken روزي
Zij maken ruzie
A
Fight or argue
8
Q
Schommelen سخوملن
Hij schommelt
Een schommel
A
To Swing
A swing
9
Q
Snurken
Ik snurk altijd.
A
To snore
10
Q
Uitglijden
Hij glijdt uit over de schil.( peel) skin of a fruit.
A
To slip
11
Q
Vliegen
De vogel vliegt in de lucht.
A
To fly
12
Q
Ik ben vrolijk.
A
I am happy.
13
Q
Worden wakker
Ik word wakker.
Hij wordt wakker.
A
Wake up
14
Q
Ik ben jarig
A
It is my birthday.
15
Q
Raden
Ik raad get antwoord
A
To guess