Rosseta Stone Unit 3 Lesson 4 Flashcards

1
Q

Wakker maken

De man maakt zijn vrind wakken.
De man maakt zijn vrouw wakken.

A

To wake up

The man woke up his friend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wakker worden

Het meisje wort wakker.

Ik word wakker.

A

To wake up by yourself

The girl woke up.

I woke up.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wassen

Ik was
Wast
Wassen

Ex. Hij wast de auto.
Hij was het overhemd.
Zij was de trui.
Hij was de brok.

Ik was de auto.

A

To Wash

He washes the car

I wash the car.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het meisje wast haar gezicht خزيخت

Het gezicht(en)(plural)

A

Face

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Droog دغاوووخ

De t-shirts zijn droog.

A

Dry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nat

De homden zijn nat.
Het overhemd is nat.

A

Wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vies / Schoon اسخوون

Zijn gezicht is schoon
Haar gezicht is vies.

A

Dirty / clean

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom was jij jouw handen?

Ik was mijn handen omdat zij vies zijn

Waarom draag jij een trui?

Ik draag een tru omdat ik het koud heb.

Waarom staat papa in de keuken?
Papa staat in de keuken omdat hij kookt.

Waroom wast mama de hond?
Mama wast de hond omdat het vies is.

Waarom drinkt u water?
Ik drink water omdat ik dorst heb.

Waarom sta jij in de badkamer?
Ik sta in de badkamer omdat ik mijn handen was.

A

Why are you washing your hands?

I am washing my hands because they are dirty.

Why are you wearing a sweater?
I am wearing a sweater because I feel cold.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tand(en)

A

Tooth

Teeth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tandenborstel (s) تانده بورشتل

A

Toothbrush

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tandpasta تانباشتا

A

Toothpaste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De borstel(s)

A

The brush

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De Zeep(zayp)

Pl. Zepen

A

Soap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De handdoek(en)

A

The towel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Poetsen بوتسن tanden

Ik poets mijn tanden.
Zij poetst haar tanden
Wij poetsen onze tanden

A

Brush/ clean teeth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Borstelen haar

Ik borstel
Hij borstelt
Wij borstelen

A

Brush hair

17
Q

Het kussen(s)

A

The pillow

18
Q

Het laken(s)

A

Bed sheet

19
Q

De Deken(s)

A

The Blanket