Rosetta Stone Unit 5 Level 5 Flashcards
Een hond kan niet rijden.
Een kat kan rennen
De baby kan niet zwemmen
Can not
Hij kan in een dag twintig kilometer rijden.
Zij in tien minuten dit boek lezen.
Can / cannot
Kan ik deze bus nemen naar het museum?
Ja, U kunt deze bus nemen. Er is een bushalte voor het museum.
Kan ik lopen naar het restaurant?
Nee, u kunt niet lopen. Het is ver van hier.
Can questions
Het strand (op)
De man slaapt op het strand.
Beach
In de bergen برخه
De man loopt in de bergen.
Mountains
In Het bos
De man en de vrouw rennen in het bos.
In the forest
In Het meer
De jongens zwemmen in het meer.
The lake
Sneeuwen سنيوه
Sneeuw
Sneeuwt
Sneeuwen
Het sneeuwt in de bergen.
To snow
Regenen
Regen
Regent ريخنت
Regenen
Het regent in het bos.
Het regent bij het meer.
To rain
It is raining in the forest.
Bewolkt
Het is bewolkt in het park vandaag.
Cloudy
Zonnig
Het is zonndig op het strand vandaag.
Sunny
Regent het?
Is het zonnig?
Is het bewolkt?
Her gaat regenen vandaag.
Het gaat sneeuwen vantaag.
Het is koud vandaag
Het is warm vandaag
Vandaag is het warm.
Is it raining?
Is it sunny?
Is it cloudy?
It is going to rain today.
It is hot today
It is cold today
Worden
Word
Wordt
Worden
Morgen wordt het koud.
Will be
Kunnen wij buiten eten?
Dat kan niet
This is not possible.
Vandaag zwem ik.
Morgen word zwemmen
Morgen ga ik zwemmen.
Dinesdag ga ik leren.
I swim today