Oefenen Openbaar Vervoer Flashcards
1
Q
Het Openbaar vervoer
A
Public transport
2
Q
De bestuurder
A
The driver
3
Q
De step
A
Scooter
4
Q
Oversteken
Hij steekt the straat over.
A
Icross the road
5
Q
Schoppen tegen
Hij schopt tegen de bal.
A
Kick
6
Q
Sturen
De bestuurder stuurt de bus.
A
Drive
7
Q
Vasthouden
Hij houdt de bal vast.
A
Hold
8
Q
Het veld
A
Field
9
Q
WegGooien
Hij gooit de bal weg.
A
Throw away
10
Q
Achterop fiets zitten
Voorop fiets zitten
A
On the back
On the front
11
Q
De richting
A
Direction
12
Q
Voertuig
A
Vehicle