Tumorigenese en de rol van cel-cel contact Flashcards
Cel – cel contact vooral bij epitheliale cellen
- Nutrienten opname en sap productie (darm)
- Barriere functie (huid)
- Gespecialiseerde epitheel cellen maken haar, talg
- Hormoon secretie, zweet, traan, melk secretie
- Zintuig functie
Voorbeelden intermediaire filamenten
- Keratine: epitheel
- Vimentine: mensenchymaal
- Desmine: spier
- GFAP: glia
- Neurofilament: neuronen
tight junction
Cellen hechten bovenin met een tight junction. Op deze plaats versmelten de membranen van de naburige cellen aan elkaar om te voorkomen dat stoffen tussen de cellen door kunnen lekken. Belangrijke eiwitten: claudin, occludin, JAM en CAR.
adherent junctions = belt desmosome = adhesion belt
Zijn gekoppeld aan actinevezels aan de binnenkant van de cel, met behulp van E-cadherine. Door tractie van actine kunnen er plooien ontstaan in het epitheel. Dit kan leiden tot buisvorming.
E-cadherine
- Ligt in de plasmacellen van een cel, bindt direct aan een gelijke cadherine moleculen van de buurman.
- Homofiele binding
- Ca afhankelijk
- E-cadherine is epitheel, N en P cadherine ergens anders
- Remt uitzaaiing van kankercellen verlies van cadherines vaak betrokken bij metastase.
desmosomen
Zijn bij epitheelcellen de belangrijkste hechtstructuur. Hier zitten de cellen het sterkst aan elkaar vast. E-cadherine molculen zijn gekoppeld via een linker-eiwitcomplex aan een intermediar filament/keratine.
gap junctions
Zijn kanaaltjes waar stoffen gereguleerd doorheen kunnen bewegen. Chemotherapie kan via gap junctions aan naburige cellen worden doorgegeven.
hemidesmosomen
Zitten verbonden aan integrines. Deze structuur zorgt voor verankering van de cel op de basaalmembraan. Desmosomen zitten bij meerlagig epitheel ook aan de basale zijde, om zo de cellen met elkaar te verbinden.
cel adhesie receptoren in desmosoom
- Homotypische adhesies: dezelfde moleculen binden aan elkaar
- E-cadherine bindt aan beta catenine aan de binnenzijde
- 2 aparte functies beta catenine
o In WNT signalling (cytoplasma)
o In cel-cel adhesie (membraan)
homotypische of homofiele adhesie
dezelfde moleculen binden aan elkaar (cadherine-cadherine)
Heterotypische of heterofiele adhesie
verschillende moleculen binden aan elkaar (selectines, integrines en mucines). Komt vaker voor dan homotypisch
integrine familie
- Onderdeel hemidesmosoom
- Verbindt epitheelcel met BM en ECM
- Heterotypische adhesie
- Dimeer opgebouwd uit een alfa en een beta keten
- Samenstelling dimeer bepaalt specificiteit voor ECM eiwit
- Binden RGD sequenties
- Binnen cel gekoppeld aan cytoskelet
cel-cel verbinding
adherent junctions en desmosomen
kanalen
gap junctions
cel-basaalmembraan verbinding
hemidesmosomen