REVAKI neuro: Dwarslaesie Flashcards

1
Q

Tot op welk niveau loopt het RM?

A

L1-L2, daar begint cauda equina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de etiologie van klinische syndromen bij DL?

A
  • klinische syndromen = ACS, PCS, BSS,..
  • komt voor bij 1/5 vd DL ptn
  • Vnl bij de traumatische ptn
  • 3/4 van deze ptn hebben goede prognose (vanaf begin ASIA D)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke klinische syndromen bij DL zijn traumatisch?

A
  • BSS
  • CCS
  • CMS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke klinische syndromen bij DL zijn niet-traumatisch?

A
  • CES
  • ACS
  • PCS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een CES?

A

** Cauda equina syndrome **
* Niet-traumatisch
* L1-L2 of lager
* Zadelanesthesie, blaasft, rectumft -> Urgentie!
* Zwakte OL
* Kan postnataal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de oorzaken van DL?

Welke komen meest voor?

A
  • Meest traumatisch -> 75% (verkeer, sport)
  • Niet traumatisch (Infecties, tumor, bloeding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een BSS? (DL)

A

** Brown Sequard Syndrome **
* Halfzijdig
* Traumatische oorzaak
* jonge mensen, steekwonden
* Homolateraal: Motoriek, gnostische sens
* Heterolateraal: vitale sens (pijn, temp)

  • tractus corticospinalis (motoriek) -> kruist pas op niveau medulla
  • Fasciculus cutaneus en gracilis (gnostische sensibiliteit) -> kruist pas op niveau medulla
  • tractus spinothalamicus (vitale sensibiliteit) -> kruist op niveau zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is CCS? (DL)

A

** Central Cord Syndrome **
* centraal in RM, inhibitie reflexbogen
* Traumatische oorzaak
* Oudere groep, hyperextensieletsel
* Komt meest voor van alle syndromen
* Minst goede prognose
* Ook perifere verschijnselen als voorhoorncellen (slappe verlamming) of tractus corticospinalis (spasticiteit) aangetast zijn
* Meer last BL dan OL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is CMS? (DL)

A

** Conus Medullaris Syndrome **
* Traumatische oorzaak
* Niveau T11 tot L1 (conus)
* Blaas- & gevoelsstoornissen
* Slappe verlamming + atrofie OL
* Vitale sens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ACS? (DL)

A

** Anterior Cord Syndrome **
* Niet-traumatische oorzaak
* Zeldzaamst
* Langste revalidatie (tot 1.5j)
* Voorhoorncellen => motorisch, pijn & temperatuurszin
* bilateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is PCS? (DL)

A

** Posterior Cord Syndrome **
* Niet-traumatische oorzaak
* Gnostische sensibiliteit (fijne tast, proprio)
* Bilateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van een ganglion?

A

Autonome functie (Orthosympathicus) -> hogere HF, VC, hogere AH-frequentie, remming spijsvertering, zweet,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom valt bij een BSS de homolaterale motoriek en gnostische sensibiliteit uit & heterolateraal de vitale sensibiliteit?

A
  • tractus corticospinalis (motoriek) -> kruist pas op niveau medulla
  • Fasciculus cutaneus en gracilis (gnostische sensibiliteit) -> kruist pas op niveau medulla
  • tractus spinothalamicus (vitale sensibiliteit) -> kruist op niveau zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verloop en de werking van de tractus corticospinalis?

A

= Pyramidebaan
* Vertrekt uit cortex, loopt langs de thalamus en kruist thv de medulla, dan neemt het synaps met de motorische voorhoorn
* Functie = motoriek

Een letsel voorbij de voorhoorn zorgt dus voor een perifere verlamming, ervoor is dit centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verloop en de werking van de tractus spinothalamicus?

A
  • Loopt langs dorsale wortel naar dorsale hoorn (kruist op niveau zelf), naar de thalamus en naar de sensorische schors
  • Functie = vitale sensibiliteit, pijn- & temperatuurszin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verloop en de functie van de fasciculus gracilis & cuneatus?

A
  • Lopen posterior (hoe distaler de baan hoe meer posterior), stijgt ipsilateraal tot medulla oblongata (nucleus gracilis & cuneatus) waar ze kruisen. Dan via thalamus naar sensorische schrors
  • Functie = gnostische sensibiliteit (proprio, vibratie, fijne tast)
  • Gracilis = OL
  • Cuneatus = BL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is gnostische sensibiliteit?

A

Proprioceptie, fijne tast, vibratie (fasciculus gracilis & cuneatis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verloop en de functie van de tractus spinocerebellaris?

A
  • Loopt langs anterior en kruist op het niveau zelf & op het niveau van het cerebellum (2x dus)
  • Functie = deeltje van de proprioceptie

Aangezien zowel de tractus spinocerebellaris als de fasciculus gracilis & cuneatis proprioceptie doen, kan bij een letsel van de ene nog wat proprio overblijven door de andere baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de spinale shockfase? (DL)

A

Bij een traumatisch DL letsel zal geen gevoel, geen motoriek, geen plasdrang zijn. Vocht wordt opgehouden en er is obstipatie => lichaam is in overlevingsmodus ter bescherming (niet bewegen & alles bijhouden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoelang duurt de spinale shockfase? (DL)

A

Hangt af van de gebruikte definitie:
* Huidreflexen: terug na 2d
* Peesreflexen: terug na 2w
* Vasculaire reflexen: terug na 2m

Hoe vroeger deze reflexen terugkeren, hoe beter de prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke huidreflexen testen we bij het vaststellen of de spinale shockfase voorbij is? (DL)

A
  • DPR (Deep Plantar Reflex): lat op voet duwen -> tenen open
  • Bulbocavernosus reflex: duwen bulbus -> opheffing balzak
  • Cremaster-reflex: strelen ADD -> opspanning lat balzakspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de vasculaire reflexen die we terug verwachten na de spinale shockfase? (DL)

A

Spinale shockfase => OS valt uit => geen VC onder letsel => teveel VD => bloeddrukvallen
Deze VC komt dus terug waardoor men minder zal flauwvallen bij rechtkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 2 zaken zijn cruciale determinanten voor de ernst van een DL?

A

** De laesiehoogte **
* Paraplegie = onder T1 (BL intact)
* Tetraplegie = T1 of hoger

** De uitgebreidheid **
* Complete laesie
* Incomplete laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat test de ISCSCI? (DL)

A
  • Motoriek (referentiespieren): 5 OL & 5 BL MMT -> score op 50 L & R
  • Motorisch niveau = laagste niveau waarom spw >= 3 (daarboven normaal 5)
  • Sensoriek: pijnzin testen (score 0 = afwezig, 1 = verminderd, 2 = normaal)
  • Sensorisch niveau: laagste punt waarop waarde 2 is (daaronder 0 of 1)
  • Compleetheid laesie (anaal touché)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de niveau’s van de ASIA-scale? (DL)

A

** A = Compleet **
Geen sensoriek & motoriek S4-S5
** B = Incompleet, sensoriek bewaard **
Gevoel Sacrale dermatomen (CMS)
** C = Incompleet, spieren onder letsel zijn zwak **
> helft kernspieren onder letsel < 3 (ACS)

** D = Incompleet, spieren werken goed **
> helft kernspieren onder letsel > 3 (meeste syndromen)
** E = Incompleet **
Normale sens & mot (volledig herstel na trauma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn zones van partiële innervatie? (DL)

A

Complete laesie, waaronder je enkele niveau’s niets kan (sens + mot). Enkele niveau’s eronder heb je wel weer mot of sens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het neurologisch niveau? (DL)

A

Het laagste niveau met intacte functie op motorisch niveau (zowel L als R)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de 7 prognostische factoren betreffende gang bij DL?

A
  • Volledigheid letsel
  • Hoogte letsel
  • Aard letsel (bv. BSS grote kans herstel)
  • Tijd tot terugkeer reflexen
  • Leeftijd (jonger = beter)
  • Geslacht (mannen beter in compenseren, vrouwen beter in herwinnen niveau)
  • Complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau C1-C3? (DL)

A

Verbaal-onafh, ERW (O2 nodig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau C4? (DL)

A

Ventilatie-onafh, ERW

n. Phrenicus (doet AH) = C3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau C5? (DL)

A

ERW, ADL (tanden, haar)

Wel biceps, geen triceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau C6? (DL)

A

MRW, transfers gelijke hoogte

Geen triceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau C7? (DL)

A

MRW, ADL-onafh, auto mss

Wel triceps, geen handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau C8? (DL)

A

MRW, ADL-onafh, auto

Wel vingerflexoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau T2-T5? (DL)

A

RW-onafh

Romp is intact, dus men kan lange afstanden met rolstoel. Geen buikspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau T6-T12? (DL)

A

Korte afstanden met orthesen/looprek

Wel buikspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau L2? (DL)

A

Looprek, krukken, KEVO’s in huis

Heupbuigers aanwezig => men kan beetje stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn onze revalidatiedoelen bij een complete laesie op niveau L3 en lager? (DL)

A

(K)EVO’s & krukken

Qceps aanwezig => trappen mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de indicaties voor chirurgie in de acute fase van een DL?

+ wat betekent dit voor REVA tov conservatief?

A
  • Er is druk op RM dat snel weg moet (bv. verplaatste wervelstructuren)
  • REVA kan snel opgestart worden in tegenstelling tot bij conservatief waar eerst 3m ge-immobiliseerd wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de FIM? (DL)

A

** Functional Independace Measurement **
Score van 1 (totale hulp nodig) tot 7 (compleet onafhankelijk)
Kijken naar mobiliteit, ADL transfers,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is de FOD? (DL)

A

** Functionele obeservatie-schaal DL **
* Kijken wat pt kan zonder hulp, schaal van 1 (nvt) tot 5 (zelfstandig)
* Dit voor Staan, balans, transfers,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat kenmerkt een UMNL? (DL)

A
  • Spastische/stijve verlamming
  • Reflexboog intact, maar controle op reflexboog weg => verhoogde spierspanningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat kenmerkt een LMNL? (DL)

A
  • Slappe verlamming
  • Reflexboog zelf is beschadigd => areflexie & atonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wanneer spreekt men van een plegie? (DL)

A

Bij een totale slappen verlamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wanneer spreekt men van een parese? (DL)

A

Indien er nog (verminderde) kracht aanwezig is in het lidmaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is de vitale sensibiliteit? (DL)

A

Pijn, tast & temperatuur (tractus spinothalamicus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe verloopt de parasympathicus?

A

Via de craniale zenuwen in de hersenstam en de n. Vagus (n. X).
N. Vagus loopt naar hart, bronchiën, maag, darm, blaas,…

48
Q

Wat zijn de functies van de parasympathicus?

A
  • Vernauwen pupillen
  • Stimuleert speekselprod
  • Verlaagt HF
  • Verlaagt AH freq
  • Vernauwt bronchiën
  • stimuleert vertering
49
Q

Wat is de functie van de orthosympathicus?

A
  • Verwijdt pupillen
  • remt speekselprod
  • verhoogt HF
  • verhoogt AH freq
  • verwijdt bronchiën
  • Remt vertering
50
Q

Hoe verloopt de orthosympathicus?

A

De orthosympathicus bevindt zich thv de thoracale regio en is opgebouwd uit preganglionaire cellichamen (T1-L2), grensstrengganlia (paravertebrale ganglia) en postganglionaire vezels (innerveren oraganene, spieren, huid, BV, zweetklieren)

De bovenste 5 (T1-T5) zorgen voor cardiovasculaire parameters

51
Q

Vanaf wanneer kunnen we het ASIA-niveau betrouwbaar meten? (DL)

A

Na 72u, anders is de spinale shockfase nog te overheersend

52
Q

Wat is de conus medullaris?

A

Kegelvormige einde van het ruggenmerg thv L1-L2 waar de cauda equina ontstaat

53
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C2? (DL)

A

Protuberentia Occipitalis

54
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C3? (DL)

A

Fossa supraclavicularis

55
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C4? (DL)

A

Top AC-gewricht

56
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C5? (DL)

A

Laterale EB-plooi

57
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C6? (DL)

A

Duim

58
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C7? (DL)

A

Middelvinger

59
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van C8? (DL)

A

Pink

60
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T1? (DL)

A

Mediale EB-plooi

61
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T2? (DL)

A

Okselpunt

62
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T3? (DL)

A

Derde IC-ruimte (boven tepellijn)

63
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T4? (DL)

A

Vierde IC-ruimte (tepellijn)

64
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T5? (DL)

A

Vijfde IC-ruimte (Tussen T4 - tepellijn & T6 - xiphisternum)

65
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T6? (DL)

A

Zesde IC-ruimte (Xiphisternum)

66
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T7? (DL)

A

Zevende IC-ruimte (Tussen T6 - xiphisternum & T8)

67
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T8? (DL)

A

Achtste IC-ruimte (Tussen T6 - xiphisternum & T10 - navel)

68
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T9? (DL)

A

Negende IC-ruimte (Tussen T8 & T10 - navel)

69
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T10? (DL)

A

Tiende IC-ruimte (Navel)

70
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T11? (DL)

A

Elfde IC-ruimte (Tussen T10 - Navel & T12 - lig ing.)

71
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van T12? (DL)

A

Ligamentum ingiunale

72
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van L1? (DL)

A

Tussen T12 (Lig ing.) & L2 (Halverwege bovenbeen ant)

73
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van L2? (DL)

A

Halverwege bovenbeen anterior

74
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van L3? (DL)

A

Condylus femoralis medialis

75
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van L4? (DL)

A

Malleolus medialis

76
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van L5? (DL)

A

Dorsale voet MTP3 gewricht

77
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van S1? (DL)

A

Laterale zijde hiel

78
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van S2? (DL)

A

Midden fossa poplitea

79
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van S3? (DL)

A

Tuberositas ischiadicum

80
Q

Wat is het sensibiliteitspunt van S4-S5? (DL)

A

Peri-anaal gebied

81
Q

Wat is de motorische kernspier van C5? (DL)

A

EB Flexoren (Biceps)

82
Q

Wat is de motorische kernspier van C6? (DL)

A

Pols extensoren

83
Q

Wat is de motorische kernspier van C7? (DL)

A

EB extensoren (triceps)

84
Q

Wat is de motorische kernspier van C8? (DL)

A

Flexoren distale phalanx 3

85
Q

Wat is de motorische kernspier van T1? (DL)

A

ABD dig 5

86
Q

Wat is de motorische kernspier van L2? (DL)

A

Heupflexoren (iliopsoas)

87
Q

Wat is de motorische kernspier van L3? (DL)

A

Knie-extensoren (Quadriceps)

88
Q

Wat is de motorische kernspier van L4? (DL)

A

Enkel DF

89
Q

Wat is de motorische kernspier van L5? (DL)

A

Dig 1 extensoren

90
Q

Wat is de motorische kernspier van S1? (DL)

A

Enkel PF

91
Q

Wat zijn externe oorzaken van decubitits? (DL)

A

Druk- & schuifkrachten (liggen, transfers) ontstaat schade van de huid/onderliggende weefsels. Dit vaak bij botuitsteeksels

92
Q

Wanneer loopt men de grootste kans op decubitis na DL?

A

Eerste 12m bij complete laesies grootste risico, 6m erna ook nog.

93
Q

Wat zijn interne oorzaken van decubitis? (DL)

A

Verminderde beweging => verminderde doorbloeding => weefsel te weinig zuurstof => gaat kapot van binnenuit

94
Q

Wat zijn de 4 fases/graden van decubitis (DL)?

A
  1. Roodheid die je niet kan wegduwen
  2. Blaar
  3. Oppervlakkige wonde (enkel huidlagen)
  4. diepere lagen (bot,..) ook aangedaan
95
Q

Wat zijn de meest voorkomende secundaire complicaties bij DL?

A
  1. Contracturen (85%)
  2. Pijn (75%)
  3. Urinaire incontinetie (50%)
  4. Decubitis (15%)
96
Q

Wat doen we best om decubitis te voorkomen? (DL)

A
  • Positionering (semi-fowler, semi-zijlig & ruglig afwisselen om de 4u)
  • Voeding
  • Educatie
  • Mobilisatie
  • Inspectie & verzorging huid
97
Q

Welke patiënten lopen de grootste kans op contracturen? (DL)

A

Incomplete laesies, ouderen

98
Q

Welke patiënten lopen de grootste kans op pijn na DL?

A

Incomplete laesies, ouderen

99
Q

Welke patiënten lopen de grootste kans op urinaire incontinentie na DL?

A

Complete laesies

100
Q

Wat is de voorkeurslocatie van decubitis? (DL)

A

Prominente botdelen: Sacrum, Hielen, Tuberositas ischiadicum, occiput

101
Q

Wat is de pathogenese van NHO? (DL)

A
  • Neurogonene heterotrope ossificiatie = botvorming (calcificatie) buiten het gewricht (= heterotroop). Dit kan ontstaan door te mobiliseren over een te grote ROM.
  • Dit meestal bij de heupen of knieën.
  • meestal 2-10w na DL
  • Microtraumata -> prostaglandines verspreiden ontsteking -> pt zegt niet, want voelt het niet -> inflammatie + osteoblasten aanwezig -> NHO
102
Q

Wat zijn de symptomen van NHO? (DL)

A

Bewegingsbeperking, lokale roodheid, zwelling, pijn

103
Q

Wat is de behandeling van NHO? (DL)

A
  • Preventief: oppassen met mobilisaties
  • Curatief: mobilisaties stopzetten in warme fase
  • Chirurgisch: bot verwijderen
104
Q

Wat is een neurogene shock? (DL)

A
  • VD onder letsel => bloed blijft staan => te weinig bloed naar hart & andere organen -> levensbedreigende situatie => we diene BD extern te regelen
  • Dit wijst dus op een ontregeling van OS en PS
  • Dit gebeurt in de acute fase van circulatiestoornissen

Niet verwarren met spinale shock

105
Q

Wat is autonome dysreflexie? (DL)

A
  • Secundaire stoornis, circulatiestoornis
  • Er treedt prikkel op onder laesieniveau (blaas, darm) -> VC onder laesie (OS) -> BD stijgt -> hypertensie -> VD boven laesie ter compensatie (PS) -> hoofdpijn, vlekken voor ogen,..
  • Dit is dus een waarschuwing voor bv. overvolle blaas
106
Q

Wat is het niveau van innervatie van de blaas voor het OS? (DL)

A

OS: T11-L2

107
Q

Wat is het niveau van innervatie van de blaas voor het PS? (DL)

A

PS: S2-S4

108
Q

Wanneer verwachten we een atone of slappe blaas na DL?

Wat zijn de gevolgen?

A
  • Tijdens de spinale shockfase
  • Er ontstaat overloopincontinetie en reflux
  • Drainage nodig
109
Q

Wanneer verwachten we een automatisch of reflex blaas na DL?

Wat zijn de gevolgen?

A
  • In chronische fase bij letsel boven conus medullaris (sacrale mictieniveau, LMNL S2-S4)
  • Blaas ledigt zich spontaan bij bepaalde vullingsgraad (onbewust)
  • detrusor reflex herstelt zich
  • behandeling: blaastapotage of katheterisatie
110
Q

Wat is het detrusor reflex? (DL)

A

Detrusor is een spier in de blaaswand die relaxeert bij vulling en contraheert bij lediging.
Dit gebeurt wanneer de blaas vol zit.

111
Q

Wanneer verwachten we een autonome blaas na DL?

Wat zijn de gevolgen?

A
  • In de chronische fase bij een letsel thv conus medullaris of cauda equina (LMNL S2-S4)
  • Geen detrusorreflex
  • blaas wordt maar gedeeltelijk geledigd
  • Crederen nodig (leegduwen blaas)
112
Q

Welk niveau bezenuwd het diafragma? (DL)

A

C3-C5 => laesies boven C5 zullen steeds meer AH-problemen geven. Boven C4 is AH-apparatuur nodig

113
Q

Wat zijn de behandeldoelen voor arm-en handfunctie bij DL afh van niveau?
C3-C5
C6-C8

A
  • C3-C5 - Voorkomen deformiteiten: spalk, mobiliseren
  • C6-C8 - Herstel functie (tenodesegreep)
114
Q

Welk niveau bezenuwd de buikspieren?

A

T6

=> we bukken ophoesten

115
Q

wat is de tenodesegreep?

A

Als motorisch niveau C6 (polsextensoren) aanwezig is, kan die persoon DF, maar geen vingerbewegingen. Daarom gebruiken we DF & PF om vingers te plooien en te strekken, om zo bv een beker vast te nemen.

Hierbij is het belangrijk dat we de vingerflexoren niet stretchen want dan kan de hand niet meer sluiten

116
Q

Wat is een arthrodese?

A

Operatie bij arm- handfunctiestoornissen waarbij we een gewricht vastzetten

117
Q

Wat is een tenodese?

A

Operatie bij arm- handfunctiestoornissen waarbij we een peesverlenging uitvoeren