Exercise is Medicine: Boone Flashcards

1
Q

Wat is algemene fitheid?

A

Mate waarin basiseigenschappen aanwezig zijn om in het dagdagelijkse leven optimaal te functioneren zonder het optreden van buitensporige vermoeidheid.
Hierbij draagt kracht, lenigheid enz bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is prestatiegerelateerde fitheid?

A

Mate waarin basiseigenschappen aanwezig zijn waardoor het uitvoeren van een welomschreven taak op een bepaald ogenblik mogelijk is (Sport)
bv. ROM schouder bij rugslagzwemmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is gezondheidsgerelateerde fitheid?

A

Mate waarin basiseigenschappen aanwezig zijn die beïnvloedbaar zijn door fysieke activiteit en geassocieerd zijn met het risico op gezondheidsproblemen.
Hierbij zijn uithouding, lichaamssamenstelling, evenwicht & coördinatie belangrijkst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie soorten fitheid?

A
  • Algemene fitheid
  • Prestatiegerelateerde fitheid
  • Gezondheidsgerelateerde fitheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke eigenschappen bepalen de fysieke fitheid?

A
  • Kracht
  • Lenigheid
  • Uithouding
  • Evenwicht
  • Coördinatie
  • Lichaamssamenstelling
  • Snelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Eurofit?

A
  • Gestandardiseerde testbatterij voor algemene basiseigenschappen => we kunnen mensen vergelijken met hun leeftijdsgenoten
  • Bestaat uit 8 motorische tests (kracht, evenwicht,…) en 3 metingen van de lichaamssamenstelling (vet%, gewicht, lengte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke componenten bestaat prestatiegerelateerde fitheid? Hoe bepalen we deze? Hoe stellen we dan een trainingsprogramma op?

A
  1. Wat is het profiel van sport?
    * Wat moet sporter doen tijdens sport? Fysiologisch en biomechanisch => zo krijg je zicht op prestatiedeterminanten
    * Profiel sport kan je testen (objectief) -> hartslag, lactaat,… Meten tijdens of na inspanning => we krijgen zicht op energielevering => bepalen prestatiedeterminanten
  2. Prestatiedeterminanten (lichamelijk en motorische eigenschapenn die belangrijk zijn, welke basiseigenschappen zijn belangrijk in deze sport?) afleiden uit analyse, tests,…
  3. Fysiologisch profiel sporter -> in welke mate zijn prestatiedeterminanten al aanwezig bij sporter?
    * Veldtests & labotests
  4. trainingsprogramma: profiel sport moet matchen aan profiel sporter
    Wat heeft sporter nodig? Wat heeft sporter? -> die 2 op elkaar afstellen
    Schema individualiseren, maar ook niet in overdrijven

Bv. schermen: steeds heel korte inspanningen (10s): stilstaan (klaarstaan), dan uitvalspas => anaëroob alactisch systeem -> groot anaëroob vermogen nodig -> 30s recuperatie dus snel ATP-CP heraanvullen => grote VO2max nog voor recup => nodig dat deze sporter optimaal anaëroob alactisch kan leveren, snelheid nodig, hoge VO2max nodig

Hoe scoort hij op VO2max en anaëroob alactisch vermogen? => VO2max en explosiviteitstesten uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zou je een trainingsschema van een marathonloper individualiseren?

A

schema van 100 marathonlopers zal voor 80% zelfde zijn: prestatiedeterminanten zijn gelijk (aërobe & anaërobe drempel hoog nodig & hoge VO2max nodig -> veel volume) -> dan wat individualisering obv waar deze sporter nog in tekort komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke prestatiedeterminanten zijn belangrijk bij voetballers? Waarom?

A

Intermittente activiteit
* Hoge VO2max (heraanvulling creatinefosfaat)
* Hoge aërobe drempel (basisconditie: ze kunnen snel lopen zonder dat dit lastig is + recupereren tussen trainingen)
* Hoge anaërobe drempel: we leggen veel afstand aan deze intensiteit af
* Hoog anaëroob vermogen (creatinefosfaat nodig voor sprintjes)
* Hoge anaërobe prestatie (snelheid, wendbaarheid, sprongkracht - wedstrijdbepalend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn verschillende prestatiedeterminanten in sport?

A
  • aerobe uithouding (VO2max, aërobe drempel, anaërobe drempel, loopeconomie)
  • Anaërobe prestatie (snelheid, wendbaarheid, sprongkracht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom hebben voetballers een lagere VO2max dan wielrenners?

A

Voetballers hebben meer Type 2 vezels nodig voor anaërobe prestatie te leveren => deze zijn minder efficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom focust men in topsport vaak op VO2max?

A

Waarde is niet echt trainbaar, dus als bv een voetballer te lager VO2max heeft, zal deze nooit top worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is durability in de uithoudingssport? Hoe trainen we dit?

A
  • De mogelijkheid om na voorgaande inspanningen, nog een prestatie te kunnen leveren die redelijk dicht bij je beste prestatie ligt
  • Durability is gelinkt aan totale getrainde volume => veel lage intensiteit training
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de wingate-test?
Welke energieleverde systemen gebruiken we? Wat kunnen we eruit afleiden?

A
  • 30s all-out sprint (vanaf begin alles geven)
  • Eerst anaëroob alactisch systeem, dan anaëroob lactisch systeem (glycolyse)
  • We weten anaëroob vermogen (piekvermogen), anaërobe capaciteit (gemiddelde) en fatigue index (verval)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de CPET?

A

Test voor bepalen gezondheidsgerelateerde fitheid -> VO2max
Bepaalt AEROOB uithoudingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bepalen we gezondheidsgeralateerde fitheid?

A

adhv de CPET (cardiopulmonary exercise testing) -> VO2max

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de gemiddelde VO2max voor mannen van 20-40 jaar? (+eenheid!)

A

35 ml/min/kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is wandelen voor sommige mensen lastig? (cardiorespiratoir)

A

Wandelen is ongeveer 3,5 MET zijn = 12 ml/min/kg. Bij iemand met een VO2max van 14 ml/in/kg is dit dus op 90% van de mogelijkheden = super lastig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is 1 MET?

A

Het rustenergieverbruik (wakker neerliggen) = 1 MET = 3,5 ml/min/kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe kunnen we de VO2max positief beïnvloeden?

A
  • 25% door training
  • Dan ook door gewicht te verliezen
    ml/min/kg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verloopt de CPET?

A

CardioPulmonary Exercise Testing
* Ramp inspanningstest van 8-12min, zo kunnen we ideaal VO2max berekenen (langer => spiervermoeidheid)
* Starten aan lage int (kan 50W zijn, kan onbelast zijn afh v pt)
* Ramp-10 protocol: 10W per 1min, dus 1W per 6s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom voeren we CPET uit op de fiets?

A
  • Gewicht minder grote factor
  • Makkelijker dingen meten
  • Loopband moeilijker coördinatie
  • veiliger

Toch beter om sportspecifiek te werken (dus voetballer op loopband)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurt er in de gasuitwisseling onder de aërobe drempel?

A

Persoon fietst, weerstand stijgt -> moet meer kracht en vermogen leveren -> hij krijgt toename in rekrutering spiervezels (eerst type I vezels) -> Glycogeen – pyruvaat – mitochondrieen – ATP -> O2 verbruik stijgt lineair
Vermogen (power output) stijgt lineair, alsook VO2 en VCO2 (onder aërobe drempel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat gebeurt er in de gasuitwisseling boven de aërobe drempel?

A

Glycogeen omgezet tot pyruvaat (meer type II vezels) -> overflow pyruvaat -> kan niet allemaal naar mitochondrieen -> melkzuur -> lactaat en H+ -> gebufferd door HCO3- -> H2CO3 -> H2O en CO2
Dus we hebben extra productie CO2 die niets te maken heeft met aërobe energielevering (los van zuurstofverbruik)
Op aërobe drempel produceer je extra CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat bekijken we bij de V-slope methode?

A

De curve VO2 / VCO2:
* Begin curve: lineair
* Vanaf aërobe drempel: we beginnen CO2 te produceren omdat we H+ moleculen moeten bufferen -> buigt af = V-slope methode (VCO2 / VO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Via welke grafieken kunnen we de aërobe drempel bepalen?

A
  • V-slope
  • Ventilatiecurve
  • Equivalenten curve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe bepalen we de anaërobe drempel op een grafiek?

A
  • We gebruiken gasequivalenten
  • Respiratoir compensatiepunt (anaërobe drempel) -> hier ook te bepalen
    We produceren teveel H+ => pH daalt = metabole acidose
    => respiratoir alkalose (metabole acidose wegwerken) -> pH daling wordt geregistreerd door chemoreceptoren => ventilatie zal nog stijgen
    Dus metabole acidose lokt respiratoire alkalose uit (= extra ventilatie)
    Rode curve zal afwijken van vlakke (VCO2 blijft, VE stijgt), in de andere curves zit er ook een knik
  • Respiratoire compensatiepunt (2e buigpunt EqO2, 1e buigpunt EqCO2)

VE/VO2 = EqO2
VE/VCO2 = EqCO2

28
Q

Wat zien we op een grafiek met gasequivalenten?

A
  • Hier kan je aërobe drempel ook zien! -> extra CO2 => Ventilatie en VCO2 zal stijgen => EqCO2 zal zelfde blijven (teller en numer stijgen), EqO2 zal stijgen (ventilatie stijgt, VO2 blijft zelfde)
  • Respiratoir compensatiepunt (anaërobe drempel) -> hier ook te bepalen
    We produceren teveel H+ => pH daalt = metabole acidose
    => respiratoir alkalose (metabole acidose wegwerken) -> pH daling wordt geregistreerd door chemoreceptoren => ventilatie zal nog stijgen
    Dus metabole acidose lokt respiratoire alkalose uit (= extra ventilatie)
    Rode curve zal afwijken van vlakke (VCO2 blijft, VE stijgt), in de andere curves zit er ook een knik

VE/VO2 = EqO2
VE/VCO2 = EqCO2

29
Q

Welke invloed heeft CO2 op de ventilatie?

A
  • CO2 is prikkel voor ventilatie (hoe meer CO2 je produceert, hoe meer je ventileert)
30
Q

Welke invloed heeft metabole acidose op ventilatie?

A

metabole acidose
=> respiratoir alkalose (metabole acidose wegwerken) -> pH daling wordt geregistreerd door chemoreceptoren => ventilatie zal nog stijgen
Dus metabole acidose lokt respiratoire alkalose uit (= extra ventilatie)

31
Q

Waarom is een hellingsprotocol niet ideaal voor het bepalen van de drempels?

A
  • we bereiken nooit steady state tijdens onze inspanning
  • Als we aan 100W fietsen zitten we bv aan 2L/min zuurstofverbruik, maar dit is niet steady state zuurstofverbruik
    Als we 10min fietsen aan 100W zal O2-verbruik hoger zijn dan 2L/min -> ook metabole kost zal hoger liggen => belasting zal ook hoger zijn als we dan wel steady state hebben

60W -> O2 verbruik = 1500ml/min
30min aan 60W -> O2 verbruik = 1800ml/min

32
Q

Wat is het EIC?

A

Volledig bereik van inspanningen dat je kan aannemen in training/dagdagelijks leven

33
Q

Hoelang kan je sporten rond je anaërobe threshold?

A

45 - 60min (tot 90min met nutritie)

34
Q

Hoelang kan je sporten rond je aërobe threshold?

A

3u en langer

35
Q

Hoe kwantificeren we aëroob uithoudingsvermogen?

A

CPET

36
Q

Hoe kwantificeren we anaëroob vermogen?

A

Wingate-test

37
Q

Hoelang en op welke manier werkt het anaëroob alactisch systeem?

A
  • 3-7s
  • Type 2x vezezls
  • ATP & CP
38
Q

Hoelang en op welke manier werkt het anaëroob lactisch systeem?

A
  • < 2-3min
  • Type 2a & 2x vezels
  • Glycogeen -> ATP + pyruvaat -> melkzuur -> lactaat + H+
39
Q

Hoelang en op welke manier werkt de aërobe glycolyse?

A
  • tot 90min
  • Type 1 en 2a vezels
  • Glycogeen -> pyruvaat + O2 -> ATP + CO2 + H2O
40
Q

Hoelang en op welke manier werkt de vetoxidatie?

A
  • > 90min
  • Type 1 vezels
  • Vrije vetzuren + O2 -> ATP + CO2 + H2O
41
Q

Wat gebeurt er met de energiesystemen wanneer we voorbij de aërobe drempel gaan?

A
  • Meer type IIa vezels gebruiken (size-principle) -> deze hebben meer enzymen om glycolyse te doen werken => we produceren pyruvaat dat niet meer naar mitochondrieen gaat (krebs cyclus overflow), maar omgezet wordt tot melkzuur (lactic acid)-> lactaat en H+ (er komt geen zuurstof mee in contact) -> pyruvaat overflow voor krebscyclus
  • Lactaatwaarde stijgt maar blijft stabiel -> H+ moleculen bufferen met bicarbonnaat-buffer (HCO3-) -> H2CO3 -> H2O + CO2 (uitademen)
  • We meten lactaat in bloedbaan, maar H+ is afvalproduct (lactaat is wel nuttig in hersenen, hart & kan ook omgezet worden tot glycogeen terug)
  • Meer koolhydraten gebruikt, bij anaërobe drempel zo goed als 100% KH
  • Zuurstofverbruik stijgt tot steady state, maar stijgt dan nog beetje extra (we zijn minder effecient omdat we meer type 2 vezels gebruiken, die minder efficient zijn (meer energie nodig ofz) -> mechanisch verlies)
  • meer glycogeen/glucose (beperkt aanwezig in lichaam => meer recuperatie), energielevering minder efficiënt
42
Q

Wat gebeurt er met de energiesystemen wanneer we voorbij de anaërobe drempel gaan?

A

Anaerobe drempel is punt waar we evenveel H+ kunnen produceren als elimineren

  • Meer en meer type IIa en IIb vezels rekruteren -> nog meer pyruvaat -> nog meer lactaat -> teveel H+ ionen -> groter dan buffercapaciteit -> pH daalt -> onmogelijk om nog steady state (O2-verbruik en lactaat) te bereiken

  • Stel: anT 14km/u (hier lopen kan hij 60min volhouden) -> lopen op 14,5 km/u kan hij nog wel 35min ofz volhouden -> VO2 zal VO2max zijn, lactaatconcentratie zal 12 mmol/L zijn
  • Lopen aan 16km/u -> zal hij maar 10min kunnen volhouden -> VO2 = VO2max, lactaatconc 12mmol/L -> want boven anT kunnen we geen steady state bereiken dus lactaat en zuurstof blijft verder stijgen
43
Q

Wat gebeurt er met de energiesystemen wanneer we onder de aërobe drempel blijven?

A
  • Spieren contraheren dus hebben energie nodig
  • Dit leveren we via zuurstof, zuurstofverbruik stijgt beetje maar steady state
  • Glucose en glycogeen naar pyruvaat (in cytoplasma cel) -> wordt opgenomen in mitochondrieen (glycolyse)
  • Groot aandeel vrije vetzuren verbranden
  • Lactaatconcentratie gelijk
  • Hogere intensiteit, maar nog onder GET: We produceren gewoon meer
  • 50-60% vetten
44
Q

Waar vindt de kreb cyclus plaats?

A

Mitochondrieën

45
Q

Waarom is de terminologie ‘anaërobe drempel’ eigenlijk niet correct? Wat is een beter term?

A
  • Anaërobe drempel wilt niet zeggen dat je vanaf dan anaërobe energie levert!!! -> inspanning van 30min is 90% aëroob
  • Maximal metabolic steady state (MMSS) -> maximale intensiteit waar je metabole steady state kan bereiken
46
Q

Wat is HRV? Hoe interpreteren?

A
  • Als HF = 60 sl/min -> niet telkens 1sec tussen slagen, maar variabiliteit
  • PS -> trekt aan HF om trager te slaan
  • OS -> trekt aan HF om sneller te slaan
  • -> deze 2 werken samen en zijn in balans. Als je goed uitgerust bent is autonoom ZS actief => HRV is hoog (betekent dat je uitgerust bent), OS en PS prikkelbaar
  • -> veel stress, prikkels autonoom ZS -> HRV laag
47
Q

Wat is HRV? Hoe interpreteren?

A
  • Als HF = 60 sl/min -> niet telkens 1sec tussen slagen, maar variabiliteit
  • PS -> trekt aan HF om trager te slaan
  • OS -> trekt aan HF om sneller te slaan
  • -> deze 2 werken samen en zijn in balans. Als je goed uitgerust bent is autonoom ZS actief => HRV is hoog (betekent dat je uitgerust bent), OS en PS prikkelbaar
  • -> veel stress, prikkels autonoom ZS -> HRV laag
48
Q

Hoe verhoud het gepolariseerd model zich tov het threshold model bij recreatieve sporters?

A
  • Gepolariseerde groep: gem snelheid afstand 2km gestegen, VO2max zelfde, loopeconomie beter => prestatie beetje gestegen
  • Threshold groep: quasi zelfde winst
  • -> globaal gesproken weinig verschil, maar uniform beter gepolariseerd, ook bij recreanten
49
Q

Wanneer kiezen we eerder voor een gepolariseerde of pyramidale TID?

A
  • afhankelijk van sport -> belangrijk principe in training = specificiteit
  • roeier eerder gepolariseerd
  • halve marathon loper (rond anaërobe drempel) -> pyramidaal (meer zone 2 werk)
  • Ook periodisering: roeiers -> verder van competitie meer pyramidaal, dichter bij competitie meer gepolariseerd
50
Q

Vanaf welke duur van de sport zullen we kiezen voor een TID waar we vnl zone 1 trainen?

A

bij sporter waar aëroob belangrijkst is => inspanning van een duur 2min of meer -> 800m lopen is hier de grens ongeveer

51
Q

Obv welk principe is het idee ontstaan dat 3x/week HIIT training een vervanger kan zijn voor 5x/week matige FA?

A

Via ACSM-richtlijn: veel lage int contracties -> veel Ca -> CaMK -> veel upregulatie PGC-1alfa

Theorie HIIT -> zelfde resultaat PGC-1alfa, maar via andere pathway

PGC-1alfa is master switch om adaptaties te verkrijgen (glut4-receptoren, type1 vezels, mitochindrieen, vetoxidatie)

52
Q

Wat is PGC-1alfa?

A

PGC-1alfa is master switch om adaptaties te verkrijgen:
* glut4-receptoren
* type 1 vezels
* mitochindrieen
* vetoxidatie

53
Q

Wat zijn 3 nadelen van 3x/week All-out HIIT training?

A
  • Lastig
  • Motivatie
  • Blessures
54
Q

Wat is de definitie van HIIT?

A

High Intensity Interval Training
HIIT can be defined as repeated bouts of
short to moderate duration exercise (i.e.
5s to 5 min) completed at an intensity that is greater than the anaerobic threshold, seperated by brief periods of low-intensity work or inactivity that allow a partial but often not a full recovery.

55
Q

Welke parameters geef je bij mee het voorschrijven van HIIT training?

A
  • Aantal blokken
  • Duur blokken
  • intensiteit blokken
  • tijd tussen blokken
  • recuperatie tussen blokken
56
Q

Wat zijn de verschillende soorten HIIT? Hoelang duren ze?

A
  • Lange duur (>1min)
  • Short intervals (<1min)
  • Repeated sprint training (3 - 10s)
  • Sprint interval (all-out)
57
Q

Wat zijn de modaliteiten van long duration interval training?

A
  • AnT <> 110% VO2max
  • 1 - 10min
58
Q

Wat zijn de modaliteiten van short duration interval training?

A
  • 100% <> 120% VO2max
  • <1min
59
Q

Wat zijn de modaliteiten van repeated sprint training?

A
  • 120% <> 180% VO2max
  • 3-10s
  • vnl teamsporten
60
Q

Wat zijn de modaliteiten van sprint interval training?

A
  • 160% VO2max <> MSS (maximal sprint speed) = All-out
  • 20-60s
61
Q

Wat zijn de 4 verschillende doelen die we kunnen hebben bij het geven van intervaltraining?

A
  • Anaëroob vermogen vergroten (snelheid waarmee ik ATP produceer op lactisch/alactische manier)
  • Anaërobe drempel verhogen (intensiteit verhogen waarin je metabole steady state bereikt)
  • VO2max vergroten
  • Lactaattolerantie/buffercapaciteit (anaërobe capaciteit) – pH dalingstolerantie
62
Q

Hoe verbeteren we het lactisch/alactisch vermogen?

A

Intervaltraining -> anaëroob vermogen -> maximale inspanning doen (snel ATP-CP verbruiken), dan recupereren (50% na 30s, 100% na 4-5min) => dus intensieve korte blokken (10-15s) met lange recuperatie; zie je veel bij sprinters

63
Q

Hoe trainen we op het verbeteren van de anaërobe drempel? (eerst zeggen wat AnT is)

A

Is punt waarop lichaam gechallengd wordt om net wel / net niet een steady state te bereiken (je kan hier 45min lopen)
Intervaltrainingen doen dicht bij anaërobe drempel -> er beetje boven, beetje onder

over-under, ramp-up/-down, blokken van 3min rond drempel met actieve recup,…

64
Q

Hoe trainen we op het verbeteren van de lactaattolerantie? (eerst zeggen wat doel is hiervan)

A

We willen sporter laten trainen in hoge metabole acidose
We willen boven AnT, maar niet te dicht erbij of het duurt te lang

blokken van 3-5min met passieve rust

65
Q

Hoe trainen we op het verbeteren van de VO2max? (eerst zeggen wat doel is hiervan)

A

We willen sporten op maximale cardiac output – actief zijn op VO2max voor 8-12min
Sporter boven AnT laten lopen => we zullen naar VO2max gaan, maar moet wel redelijk boven AnT zijn, anders duurt lang

blokken 3-5min tussen AnT-VO2max met actieve recuperatie rond AT