REVAKI Neuro: CVA Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van een stroke (CVA)?

A

vasculaire aandoening in de hersenen, geeft neurologische gevolgen, kan doodsoorzaak zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 soorten CVA bestaan er? Welk komt meest voor?

A
  • Ischemisch, infarct (80%)
  • Bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe komt een ischemische CVA tot stand?

A

bloedvat slipt toe door cholesterol ofz, klonter van ergens anders schiet naar hersenbloedvat => gebied dat door dit bloedvat bevloeit wordt ischemisch

meestal in ochtend of tijdens slaap
‘wake up stroke’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komt een hersenbloeding tot stand?

A

barsten bloedvat obv degeneratief proces

kan elk moment van de dag gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is FAST?

A
  • Face – mond staat scheef, koffie drupt uit mond, articulatie -> aangezicht geheel/gedeeltelijk verlamd
  • Arm – onhandig, gevoel dat arm slaapt
  • Speech – niet meer uit woorden geraken, rare dingen zeggen
  • Time
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de acute behandeling van een ischemische CVA?

A
  • klein bloedvat -> trombolyse -> medicatie voor klonter op te lossen (anti-coegulatica)
  • Groot bloedvat -> trombectomie -> klonter fysiek wegnemen
  • Snel reageren! Binnen 3-4u het probleem oplossen -> schade zo min mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil in klinisch beeld tussen parkinson en CVA?

A
  • Parkinson: problemen automatische bewegingen
  • CVA: problemen met doelgerichte bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is meest aangetast bij a. cerebri media infarct?

A

arm-hand functie vnl. (ook keel, tong, mond, slikspieren kunnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is meest aangetast bij a. cerebri anterior infarct?

A

romp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is meest aangetast bij a. cerebri posterior infarct?

A

problemen visus grootst -> hemianopsie, visuele interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het algemeen recuperatiebeeld na CVA over de tijd?

A
  • groot dieptepunt door afname motoriek = Cerebrale shockfase -> veel uitval in eerste uren/dagen, hersenen zijn de kluts kwijt
  • Eerste dagen/weken toch weer ferme verbetering (belangrijk fase, veel oefenen) -> fase van spontaan neurologisch herstel, verhoogde plasticiteit, ‘true recovery’
  • Plateaufase rond 3m
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk soort oefeningen geven we een CVA patiënt?

A

we geven taakgerichte training! Niet ‘plooi arm’, wel ‘neem deze fles’ (geen analytische bewegingen)
Taakgerichte training spreekt netwerken die er nog zijn aan / maakt nieuwe netwerken aan

Aëroob trainen (stimulatie bloedsomloop, neurotrofe processen stimuleren) – neurotroof = groeien cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is spontaan neurlogisch herstel na CVA?

A
  • opklaren penumbra & diaschisis
  • vnl in fase enkele dagen/weken na CVA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen penumbra en diaschisis?

A
  • penumbra: kring van hersencellen rond necrotisch gebied dat uitvalt
  • Diaschisis: Hersenen zijn bedrijf met vele gebieden – wanneer 1 gebied uitvalt, zullen andere gebieden hier ook last van hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de revalidatiestrategie in de plateaufase na CVA?

A

geen kans meer op werkelijk herstel => men begint te compenseren -> effectief compensaties aanleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe maken we een prognose naar arm-handfunctie na CVA?

A

via PREP2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de PREP2?

A
  • Prognose arm-hand functie 3m post-CVA
  • We maken gebruik van klinische parameters (kunnen we zelf testen) & technologische parameters (biomarkers, onderzoekscontext, UZ)
  • Klinisch: pt kan 3e dag post-CVA schouder ABD & vingers strekken (score samen > 5/10 MRC) = Shoulder Abduction, Finger Extension (SAFE)
18
Q

Wat is NIHSS?

A

national institute of health stroke scale -> test alles van stroke -> afasie, motoriek, sensoriek,…. -> hoger is slechter (score op 49)

19
Q

Wat zegt de FAC-score?

A

Functional ambulation categories
* Heeft pt ondersteuning nodig bij stappen?
* FAC-4-5 -> zelfstandig stappen (4: mag met hulpmiddel)
* FAC-3 -> ondersteuning nodig

20
Q

Waarop kan je als kine meest inwerken na CVA?

A

De negatieve symptomen
* Spierzwakte
* Loss of dexterity
* Learned non-use (arm niet meer gebruiken want het is te lastig)
* synergieën (abnormale bewegingspatronen) -> coördinatie, co-contracties,..

21
Q

Wat zijn negatieve symptomen die we zien na CVA?

A
  • Spierzwakte
  • Loss of dexterity
  • Learned non-use (arm niet meer gebruiken want het is te lastig)
  • synergieën (abnormale bewegingspatronen) -> coördinatie, co-contracties,..
22
Q

Wat zijn positieve symptomen die we zien na CVA?

A
  • Spasticiteit
  • Verhoogde tonus
23
Q

Waar zien we meest spasticiteit na CVA?

A
  • BL: flexoren pols, hand, vingers
  • OL: extensoren

Vaker distaal

24
Q

Wat kunnen we als kine doen aan spasticiteit na CVA?

A

Weinig.
stretching/mobilisatie weinig impact
actief trainen kan wel

25
Wat is heterolaterale homonieme hemianopsie na CVA?
* pt is "blind" aan de kant dat hij ook verlamd is * Visuele prikkel komt binnen maar je kan hem niet interpreteren
26
Hoe trainen bij heterolaterale homonieme hemianopsie na CVA?
pt blijft voor zich kijken, balletje rolt voor hem & hij moet het pakken van zodra hij het ziet, prikkels komen van ‘slecht’ gezichtsveld. Je mag niet naar daar kijken want dan verleg je het gezichtsveld
27
Motorische afasie heeft niets te maken met motoriek, maar wel met? Welke taalstoornis heeft wel te maken met motoriek?
Neen!! Afasie is een corticaal probleem Motorisch probleem = dysarthrie
28
Wat is neglect?
* Aandachtsprobleem * Vnl bij linker hemibeeld (rechter hemisfeer) - pariëtale kwab * pt is zich hier niet bewust van (anosognosie)
29
Wat is extinctie?
prikkels van beide kanten doven links uit door concurrerende informatie rechts Zien we bij neglect
30
Hoe behandelen we neglect?
* Actief trainen * Bewust maken positieve manier * Positie pt tov kamergenoot, muur (beter naar buiten kijken dan naar muur -> veranderen van kamer ofz) * Leren visueel scannen (bril zoeken op bureau bv) * Cues geven * Feedback, structuur, veiligheid * Prisma bril = bril waardoor visueel beeld verschoven wordt naar links -> getraind om meer activiteiten te doen in linker actie-ruimte
31
Wat zijn de functies van de linker hemisfeer? Wat zijn de gevolgen van laesies aan deze kant?
* Taal, analyse, details, temporeel * Afasie, traag, voorzichtig, pt voelt zich gehandicapt
32
Wat zijn de functies van de rechter hemisfeer? Wat zijn de gevolgen van laesies aan deze kant?
* Ruimtelijk, non-verbaal, lichaamsschema, holistisch (alomvattend) * aandacht, concentratie, impulsief, ruimtelijke problemen
32
Wat zijn geassocieerde stoornissen van CVA? Geef voorbeelden
Geassocieerde stoornissen: kunnen aanwezig zijn bij CVA patiënten, maar is niet altijd typisch aanwezig * Pusher syndroom * Hemiplegische schouderpijn * Facialisparese & slikproblemen * Vermoeidheid * Depressieve gevoelens * Incontinentie * Vallen * Epilepsie, longcomplicaties
33
Wat is facialisparese na CVA?
dysarthrie (corticaal letsel + aangezicht verlamd) -> cva pt kan oog sluiten met ipsilaterale tak (maar minder krachtig) maar mond hangt af -> centrale facialisparese kan aanleiding geven tot dysarthrie + keel & tong & slikspieren ook verlamd => slikproblemen -> niet gewoon glas water geven & laten drinken: hangen er slikadviezen boven bed? Water indikken => veiliger om te slikken, anders slikpneumonie (water in long)
34
Wat is het pushersyndroom?
Pusher = lateropulsion after stroke * Verkeerd beeld intern (in brein, door letsel), gekoppeld aan hypothalamus (belangrijk voor input & infoverwerking), van verticaal -> wat is rechtstaan/rechtzitten * Postural imbalance -> pt zit altijd scheef in de richting van de hemiplegische kant * Pushers zijn meestal zwaar verlamd (grotere laesies), dus als je valt kan je jezelf niet opvangen met die arm-> pt valt als steen van tafel -> niet alleen laten zitten/staan -> materiaal al klaar hebben zodat je tijdens oefenen niet wegmoet lopen * Ze denken dat er iets niet juist is -> proberen op te lossen -> duwt zich weg * Pt meestel links verlamd dus duwt met rechts naar links -> neglect, ruimtelijke oriëntatie gaan hiermee samen
35
Wat zijn de 3 typische kenmerken van een pt met pushersyndroom?
* Zijwaartse tilt (lateropulsie) van het lichaam in zit en in stand * Patiënt duwt zich weg van de verticale met de niet-hemiplegische zijde * Weerstand tegen elke passieve correctie
36
Hoe pakken we therapie aan van een pt met pushersyndroom?
* Never push a pusher ! * Veiligheid bieden (groot valrisico) * Bewust maken van de verstoorde houding – aanbieden van referentiepunten (visueel, tactiel) * Herwinnen van de middellijn (zit – stand), ACTIEF : o.a. weight transfer oefeningen naar gezonde zijde * Overactiviteit van de gezonde zijde afbouwen : oefeningen met gezonde zijde * Patiënt laten bewegen met het behoud van de herwonnen middellijn * Aanbieden van veel somatosensorische informatie (VEEL BEWEGEN) * Informatie geven, transfers aanleren aan personeel, partner, familie
37
Wat is HSP?
**Hemiplegische schouderpijn** * Komt vaak voor bij CVA * RED FLAG in revalidatie * Vaak tgv fout personeel in revalidtiefase => langere revalidatie * Metten op congruentie scapula humerus
38
Wat zijn de biomechanische problemen na CVA mbt de schouder?
* Verstoord scapulo-humeraal ritme * Onvoldoende, stabiliteit, mobiliteit van de scapula (m serratus anterior & m trapezius) * Onvoldoende glenohumerale exorotatie bij anteflexie en abductie * Onvoldoende caudale glijbeweging van de humeruskop bij anteflex. en abd. * Onvoldoende rompstabiliteit (asymmetrie, onvoldoende oprichting) * Mobiliseren/oefeningen geven moet in lichte exorotatie in scapulaire vlak (lichte exo + lichte abd 60°)
39
Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor HSP?
* Afhankelijk van derden, ondergeving aan verkeerde handelingen: Vastgepakt worden onder schouder (beter: onder oksel, scapula vastpakken + bekken vastpakken) -> schouder is zwak gewricht (zowel CVA, als andere ouderen) * Katrolsystemen: niet bij hemiplegische schouder!!! Met niet hemi trek je hemi omhoog, maar er is geen activatie hemi om naar exo te gaan => we gaan naar AF in endo => slecht voor schouder!! Idem motomed (fietsen met armen) * Mobiliseren zonder exorotatie (Altijd exorotatie bewaren bij mobiliseren) * Neglect
40
Hoe kunnen we correct mobiliseren mbt HSP?
* Voldoende aandacht voor de mobiliteit/stabiliteit van de scapula * Humeruskop realigneren (congruentie), steeds proximaal ondersteunen * Beperkte ROM hanteren (cave boven 90°), in scapulair vlak * Eerst eventuele hypertone spieren inhiberen (dwarse spierrek) * Humerus in exorotatie (impingement) * Scapulo-humeraal ritme begeleiden * Aandacht voor actieve rompoprichting tijdens mobiliseren * Rekening houden met mobiliteit van perifere zenuwen (rekpijn) * Andere gewrichten mobiliseren bv. AC, SC-gewricht
41
Wat meet de MI BL test? Uit welke stappen bestaat dezet? Hoe interpreteer je scores?
Kracht meten Eerst niet hemi-zijde testen, dan zelfde test aan hemi-zijde 1. Blokje vastnemen tussen duim en wijsvinger → eerst gewoon, dan T probeert het eruit te nemen 2. flecteren EB over volledige ROM! → eerst zonder weerstand, dan met 3. Schouder ABD → eerst zonder weerstand, dan met Score 33 telkens hoogst