PD 12.5 Een patiënt met antifosfolipiden syndroom Flashcards
Wat kun je krijgen bij het syndroom van Raynaud?
Bij het syndroom van Raynaud krijg je dikkere vingers.
Wat is amaurosis fugax?
Amaurosis fugax: Amaurosis fugax is een aandoening waarbij een persoon niet uit één of beide ogen kan zien vanwege een gebrek aan bloedtoevoer naar het oog of de ogen
Wat is kikuchi?
Necrotiserende lymfadenitis
Wat is ACL IgG en IgM?
fosfolipide uit het hart of hersenen
Waar duidt een laag C3 en C4 op?
Is een diagnostisch criteria voor SLE. Het duidt op verbruik, past ook bij een vasculitis.
Zijn ANA’s ook positief bij gezonde mensen?
ANA zijn vaak positief. 2,5-5% hebben bij een controle een positieve ANA, dus nooit een ANA prikken bij een beeld waar het niet bij past.
Wat zijn de overeenkomsten van APLS met SLE?
- neurologische afwijkingen + chorea e.a.
- hematologische afwijkingen + trombopenie
- nierafwijkingen + proteïnurie
- immunologische afwijkingen + antifosfolipiden antistoffen
- ANA + 1:640 – 1:320
Wat zijn de criteria voor SLE?
Wat is livido reticularis?
Livido reticularis: ringen die niet helemaal rond zijn op benen. Dit hebben mensen met APLS ook vaak.
Welke trombotische afwijkingen komen voor bij APLS?
- Splinterbloedinkjes, door de trombose. Kan ook leiden tot necrose, dit kan infecteren en soms geamputeerd worden.
- Necrotiserende plekken in de huid. Kan ook passen bij een vasculitis.
Waarom testte in 1941 meer dan 50% van de militairen positief voor lues?
- 1941: >50% van de militairen in de VS met positieve Wasserman-test had geen lues
- Chronisch biologisch fout-positieve luesserologie
- Vaak patiënten met chronische infecties of SLE
- Oorzaak: auto-antistoffen tegen cardiolipine (‘’dubbele fosfolipide’’)
Door anti-fosfolipiden syndroom kan de test positief worden.
Wat zijn de targets van antifosfolipiden antistoffen?
- β2-glycoproteïne-1
Alleen ter informatie - protrombine
- proteïne C
- proteïne S
- trombomoduline
- kininogenen
- annexin V
- fosfatidylserine
- fosfatidylcholine
Wat zijn de testen voor APLS?
APLA
- groep van antistoffen met deels overlappende specificiteiten
- verschillende technieken en antigenen
in de praktijk worden gebruikt:
- lupus anticoagulans test
- anticardiolipine antistoffen
- antistoffen tegen b2-glycoproteïne-I, = Apolipoprotein H (Apo-H)
Test om trombose te krijgen in een buisje wordt soms aangezet door slangengif. Want dit zet de stolling aan.
Hoe werkt het antistof tegen bèta2-glycoproteïne I?
Bèta2-glycoproteïne I bindt aan bloedplaatjes en endotheel. Een antistof daartegen zet je vaatwand aan tot het niet remmen van trombose. Het induceert trombose.
Wat is de paradox van APLS?
Anti-fosfolipiden syndroom –> trombose
In het buisje geeft het een verlenging van de stollingstijd. Dat is raar.