Aantekeningen tentamens Flashcards
Met welke techniek moet de ANA worden bepaald voor het stellen van de diagnose SLE?
Met indirecte immunofluorescence
Is anti-TPO een goede marker voor een auto-immuun schildklierziekte?
Ja
Welke laboratoriumuitslag past niet bij SLE?
verhoogd CRP
Wat is een dermatofyt?
Een dermatofyt is een schimmel die parasitaire infecties veroorzaakt op de huid, haar of nagels.
Wat is de pathogenese van coeliakie?
Gluten bestaan uit gliadinepeptiden die veel glutamine residuen bevatten. Het enzym tTG deamineert de glutamine residuen tot glutamaat in de peptiden tot die in de lamina propria aangekomen zijn. Vervolgens kunnen deze glutamaat bevattende peptiden binden aan HLA-DQ2.5 en/of -DQ8 MHC klasse moleculen, die een sterke affinteit hebben voor dergelijke peptiden, op antigeen presenterende cellen, welke op hun beurt deze complexen presenteren aan specifieke T cellen die vervolgens gestimuleerd worden om IFN-gamma te produceren. Dit proces is een essentieel onderdeel van de darmontsteking en dus van de pathogenese van coeliakie.
Met welke auto-immuunziekte(n) is pernicieuze anemie vaak geassocieerd?
- diabetis mellitus type I
- vitiligo
- ziekte van Addison
- ziekte van Graves
Wat is de behandeling van actieve sarcoïdose?
Prednison
Een jonge man presenteert zich met een endocarditis. Hij blijkt bij lichamelijk
onderzoek ook uitgebreide niet wegdrukbare huidlaesies te hebben op de benen.
Hoe worden deze huidlaesies veroorzaakt?
Dit is een leucocytoclastische vasculitis als gevolg van circulerende immuuncomplexen
Insectenallergie kan een levensbedreigende allergie zijn. De klinische verschijnselen worden naar mate van ernst geclassificeerd in graden van Mueller. Een reactiegraad van II of hoger van Mueller is een absolute indicatie voor immunotherapie.
Wat zijn drie contra indicaties voor deze therapie?
a angst bij de patiënt, auto- immuunziekten, NSAID overgevoeligheid
b beroep van Imker, systemische aandoeningen, gebruik van bètablokkers
c kinderen onder de 15 jaar, angst bij patiënt, zwangerschap
d zwangerschap, gebruik van Bètablokkers, auto- immuunziekte
D
Twee beweringen met betrekking tot Staphylococcus aureus bacteriemie zijn:
1 De oorzaak van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia is vaak een endocarditis.
2 De mortaliteit van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia is hoger dan van een hospital-acquired Staphylococcus aureus bacteremia.
Welke bewering is of welke zijn juist?
Beiden juist
Welke van de onderstaande beweringen is juist?
a Recidiverende herpes labialis is een risicofactor voor het krijgen van Herpes
simplex-virus encephalitis.
b Bij verdenking op een virale meningitis bij een kind, is het Herpes simplex virus
de meest waarschijnlijke verwekker.
c Een pneumokokkenmeningitis bij een kind van 2 jaar dat normaal volgens het Rijks Vaccinatie programma is gevaccineerd, wijst op vaccinfalen.
d De kans op neurologische restschade is bij een kind met een pneumokokkenmeningitis groter dan bij een meningokokkenmeningitis.
D
Bij welke gastheersoorten veroorzaakte de Westnijlziekte sterfte?
a mensen
b paarden
c wilde vogels
d zowel mensen, paarden als wilde vogels
D
H5N1 influenza kan ernstige longontsteking bij mensen veroorzaken.
Op welke manier worden mensen meestal geïnfecteerd met H5N1
influenzavirus?
a door contact met andere mensen
b door contact met kippen
c door contact met wilde vogel
B
Een 35-jarige man heeft wisselend onbeschermd seksueel contact met mannelijke
en vrouwelijke partners. Hij presenteert zich met een hepatitis, zijn serum transaminasen (AST, ALT) zijn vijfmaal de bovengrens van normaal. Bij nader onderzoek betreft het een chronische HBeAG(+) HBV-DNA positieve hepatitis blijkt te zijn. Gezien zijn risico gedrag doe je ook een anti-HIV test die positief is.
Welke behandeling is aangewezen voor zijn HBV infectie?
a afwachten
b HAART therapie gericht op HIV en HBV
c lamuvidine monotherapie
d tenofovir monotherapie
B
Wat is de maximale incubatietijd, in dagen, van hoog-besmettelijke virale hemorragische koortsen?
a 7 dagen
b 14 dagen
c 21 dagen
d 28 dagen
C
Wat zijn de kenmerken van acne vulgaris?
comedonen
inflammatoire papels / pustels / papulopustels
littekens
wat is de sensibilisatie fase en de effector fase bij een allergische reactie?
Sensibilisatie fase:
Het allergeen wordt door de Antigeen presenterende cel (APC) aan de T-lymfocyt gepresenteerd. Vervolgens produceert de T-helper 2 (TH2) cel cytokines IL4, IL13 en IL5. IL4 en IL13 zetten de B-cel aan tot Specifiek IgE productie tegen het allergeen en IL5 activeert de aanmaak van eosinofielen.
Effector fase:
Het IgE komt via de bloedbaan in contact met de mestcel waarbij het zich op de wand van de mestcel manifesteert. Bij contact met het allergeen vind er cross-linking plaats en degranuleert de mestcel. Dit is de directe reactie. Hierbij komen mediatoren vrij waaronder histamine, maar ook IL4, IL13 en IL5. Met name het hoge aantal eosinofielen veroorzaken de late reactie
Welke Interleukine speelt een belangrijke rol bij subcutane immunotherapie?
IL-10
De arts en demograaf Thomas McKeown betoogde (al in de jaren ’70) dat niet de medische vooruitgang, maar economische factoren van doorslaggevend belang zijn geweest bij de terugdringing van sterfte aan infectieziekten, zoals tuberculose, in westerse landen.
Wat is een belangrijke kanttekening, die onder andere door de Britse historica Vanessa Heggie is geplaatst, bij de redenering van McKeown?
McKeown ging er vanuit dat ziekten en ziektebegrippen onveranderlijke gegevenheden zijn, maar bijvoorbeeld ‘tuberculose’ in 1850 was iets heel anders dan tuberculose in 1950.
Noem drie systeemziekten waarbij artritis kan voorkomen
reumatoïde artritis, SLE, Sjögren, MCTD, systemische sclerose, poly-/dermatomyositis.
Wat is een mantouxtest?
Een type IV overgevoeligheidsreactie, bij mensen waarbij dit niet optreedt hebben eeen vertraagde hypersensitiviteit.
Door welke verwekkers wordt hand-voet-mondziekte veroorzaakt?
Coxsackie virus
Welke vezels begeleiden pijn naar het zenuwstelsel, welk onderscheid maken we hiertusssen?
gemyeliniseerde A vezels, ongemyeliniseerd C vezels. A vezels zorgen voor snel: bij elektische pijn, acute pijn, scherpe pijn, prikkende pijn. C vezels zorgen voor langzaam: jeukende pijn, trage brandende pijn, chronische pijn.
Wat is de behandeling van een acuut bacteriële meningitis?
Meropenem
Hoe ziet een volwassen bedwants eruit?
Dorsoventraal afgeplat, duidelijke ogen, korte kop.
Wat zijn de kenmerken van Giardiasis?
Cysten die je kunt opnemen in gecontamineerd voedsel/water –> trofozoïeten, niet invasief. Zorgen voor gestoorde opnmae in de darm, kortere villi –> deficiënten en overgevoeligheid voor bepaalde nutriënten. Later in de darm kunnen er weer cysten ontstaan. Symptomen: waterige tot brijige diarree, eerst asymptomatisch, geen bloedbijmenging, wel slijm, flatulentie, bovenbuikkrampen. De deficiëntie kan leiden tot gewichtsverlies en anemie.
Je bent kinderarts. Je neemt een zuigeling van twee maanden oud op de kinder-intensive care op in verband met forse hoestbuien met apnoe’s. Je hebt een sterke verdenking op kinkhoest.
Welke diagnostiek is zinvol om je verdenking te onderbouwen?
A totaal aantal lymfocyten, nasofarynx PCR op B. pertussis
B totaal aantal lymfocyten, faeceskweek op B. pertussis
C IgG tegen pertussistoxine, totaal aantal neutrofielen
D Nasofarynxkweek op B. pertussis, totaal aantal lymfocyten
A
Infecties van de lagere luchtwegen, waaronder pneumonie, zijn wereldwijd doodsoorzaak nummer één bij kinderen. Kennis van de symptomen en bevindingen uit aanvullend onderzoek is van groot belang voor tijdige herkenning en behandeling.
Geef vier verschillende bevindingen uit lichamelijk of aanvullend onderzoek die bij het onderzoek van kinderen doorgaans aanwezig zijn in geval van pneumonie.
- Tachypnoe, dyspnoe
- Koorts
- Afwijkende longauscultatie (bijgeluiden, bronchiaal ademen, verminderd ademgeruis)
- Hoesten
- Infiltraat op de thoraxfoto
- Laboratoriumafwijkingen passend bij infectie (verhoogd CRP, BSE, leukocyten, linksverschuiving in differentiatie)
Lamivudine monotherapie was het eerste orale antivirale middel dat het enzym hepatitis B-polymerase kon remmen. Het voordeel is dat het weinig toxisch is, het nadeel dat er resistentie kan ontstaan waarmee het therapeutisch effect verloren gaat. Bij hoeveel procent van de behandelde patiënten is naar schatting het virus na één jaar resistent geworden voor het
geneesmiddel?
15%
Wat zijn de lagen van tranen en welke testen kun je hiervoor doen?
Wat zijn de toedieningsvormen van immunotherapie voor allergie? En geef een voorbeeld van de allergenen?
Noem minimaal vier beroepen met daarbij het specifieke allergeen waarvoor men allergisch is.
Bakkers: allergie voor granen en a-amylase
Laboratorium medewerkers: werken met Proefdieren
Kappers: aminen
Farmaceutische industrie: Antibiotica, opiaten
Metaal werkers: platina zouten, metalen, kobalt
Wat zijn de kenmerken van Mary Mallon?
- Mary Mallon had een lage sociale status: ze was vrouw, bediende (kokkin in huizen van welgestelde families) en bovendien een Ierse immigranten de tyfusuitbraken die zij veroorzaakten troffen juist welgestelde kringen.
- Mary Mallon had een ‘slechte pers’. Zij werd in de media afgeschilderd als ‘Typhoid Mary’ en een groot gevaar voor de volksgezondheid (‘chronische tyfusbacterieverspreider’ / ‘a typhoid factory’), en met allerlei compromitterende foto’s, verhalen en spotprenten ontstond er een heel negatieve publieke beeldvorming van haar (lelijk uiterlijk, moeilijk karakter, etc.).
- Opvallend is dat de negatieve waardeoordelen over Mary Mallon nog vele decennia lang door klonken in de medische vakliteratuur, pas in 1995 verscheen er voor het eerst een artikel in de medische literatuur met een kritisch geluid over de manier waarop met haar was omgegaan.
- Toen Mary Mallon overleed waren inmiddels meer dan 400 asymptomatische dragers van S. typhi bekend. Geen van hen is opgesloten of in
quarantaine is geplaatst. - Mary Mallons rechten als individu werden ondergeschikt gemaakt aan de angst voor besmetting met buiktyfus, met een jarenlange ballingschap tot gevolg.
Drie verwekkers van subacute natieve klep endocarditis zijn:
1. Staphylococcus aureus
2. Streptococcus oralis
3. Enterococcus faecalis
Wat is de juiste volgorde van de verwekkers, van vaak naar minder vaak voorkomend?
2-3-1
Inmiddels zit in de meeste sierraden vrijwel geen nikkel meer, maar zo’n 20 jaar geleden was dit nog anders. Jongens en meisjes die gaatjes in hun oorlellen lieten prikken en oorbellen met nikkel droegen, ontwikkelden regelmatig een nikkelallergie. Als ze, voor het prikken van de gaatjes, een beugel hadden, was de incidentie waarmee nikkelallergie optrad, verlaagd.
Geef hiervoor in maximaal 20 woorden een verklaring. (2p)
Door het dragen van een beugel trad orale tolerantie tegen nikkel op. (2p voor ‘orale tolerantie’, 1p voor tolerantie)
Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 85-jarige man presenteert zich met koorts en koude rillingen. Hij is de laatste tijd wat aan het kwakkelen geweest: Een kleine maand geleden heeft hij een luchtweginfectie gehad waarvoor hij antibiotica gekregen heeft van de huisarts. Een week geleden had hij na een bezoek aan een all-you-can-eat restaurant diarree en buikkrampen. Hij heeft een aortabuisprothese in situ, en om die reden wordt er in de work-up een CT-scan van het abdomen gemaakt. Er lijkt inderdaad sprake te zijn van een geïnfecteerde aortabuisprothese.
Met welk micro-organisme moet rekening gehouden worden bij de keuze voor empirische antimicrobiële therapie?
A Mycoplasma pneumoniae
B Influenza virus
C Campylobacter jejuni
D Salmonella enteritidis
D salmonella is de enige geassocieerd met infectie van prothesen
Een 35-jarige vrouw wordt gezien op de spoedeisende hulp vanwege fotofobie, hoofdpijn, koorts en verwardheid. Bij onderzoek is zij nekstijf.
Er wordt een liquor afgenomen, waarin veel leukocyten (grotendeels granulocyten) gevonden worden. Het eiwit is verhoogd, glucose sterk verlaagd. De vrouw heeft een blanco voorgeschiedenis en is gevaccineerd volgens het rijksvaccinatieprogramma.
1. Wat is je waarschijnlijkheidsdiagnose? (1p)
2. Wat zijn de twee meest waarschijnlijke verwekkers? (2p)
3. Welke therapie moet je starten? (1p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. Bacteriële meningitis (1 pt)
2. Meningokok/Neisseria meningitidis (1 pt)
Pneumokok/Streptococcus pneumoniae (1 pt)
3. Ceftriaxon / cefalosporine (1 pt)
Een reiziger heeft gedurende zijn reis door zuidoost Azië last van acute diarree zonder koorts en zonder bloed bijmenging bij de ontlasting.
Welke van onderstaande infecties is het meest waarschijnlijk?
A Amoeben dysenterie
B Entero-toxine producerende E. coli
C Giardiasis
D Tropische spruw
B
A. Amoeben dysenterie: Deze aandoening wordt veroorzaakt door Entamoeba histolytica. Amoeben dysenterie leidt meestal tot bloedige diarree en koorts, wat niet overeenkomt met de beschreven symptomen.
B. Entero-toxine producerende E. coli (ETEC): ETEC is een veelvoorkomende oorzaak van reizigersdiarree. Het veroorzaakt doorgaans waterige diarree zonder koorts of bloed.
C. Giardiasis: Deze protozoaire infectie veroorzaakt vaak langdurige diarree, die vettig en slecht ruikend kan zijn. Er is echter meestal geen bloed of koorts.
D. Tropische spruw: Dit is een chronische malabsorptie-aandoening die vooral voorkomt in tropische gebieden. Het is minder waarschijnlijk de oorzaak van acute diarree.
Noem vier symptomen en/of gegevens die aanleiding kunnen zijn een ontlastingsmonster te onderzoeken op parasieten. (3p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
2 goed = 1 punt, 3 goed = 2 pt, 4 goed = 3 pt
1. (chronische) diarree
2. Opgeblazen gevoel
3. Gewichtsverlies
4. Eosinofilie
5. Gastro-intestinale klachten (buikpijn)
6. Worm/proglottide in ontlasting gevonden
Je bent huisarts. Een 26-jarige vrouw presenteert zich met klachten van koorts en een typische huiduitslag. Ze geeft aan dat ze vier dagen geleden is teruggekomen uit Curaçao. Je ziet dat een handdruk enige tijd zichtbaar blijft (zie afbeelding).
Welk ziektebeeld is hier het meest waarschijnlijk?
A Dengue
B Leishmaniasis
C Malaria
D Ricketsiose
A
A. Dengue: Dengue is een veelvoorkomende virale infectie in tropische en subtropische gebieden, inclusief het Caribisch gebied. Symptomen omvatten hoge koorts, ernstige hoofdpijn, pijn achter de ogen, gewrichts- en spierpijn, huiduitslag, en een fenomeen dat bekend staat als “positief tourniquettest” (waarbij petechiën verschijnen na het aanleggen van een bloeddrukmanchet). Het blijven zichtbaar van een handdruk (petechiën) kan passen bij dengue.
B. Leishmaniasis: Dit is een parasitaire infectie die voornamelijk door zandvliegen wordt overgedragen. Het veroorzaakt huidzweren en, in sommige vormen, systemische ziekte. Het komt echter minder vaak voor in het Caribisch gebied en presenteert zich meestal niet met de beschreven symptomen.
C. Malaria: Malaria kan koorts en systemische symptomen veroorzaken, maar huiduitslag is niet typisch voor malaria. Bovendien is malaria zeldzaam in Curaçao.
D. Rickettsiose: Dit is een groep van ziekten veroorzaakt door Rickettsia-bacteriën, overgedragen door teken, vlooien of luizen. Het kan koorts en huiduitslag veroorzaken, maar is minder waarschijnlijk gezien de beschrijving van de handdruk die lang zichtbaar blijft.
Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een luchtwegpathogeen dat vooral bij jonge kinderen ernstige verschijnselen kan geven.
Welke van de volgende beweringen over RSV infectie is juist?
A RSV infectie op de zuigelingenleeftijd is een belangrijke oorzaak van astma.
B Uitsluitend zuigelingen met een verhoogd risico op ernstig verlopende RSV infectie komen in aanmerking voor RSV immunisatie.
C Bij ca. 20% van alle zuigelingen met RSV infectie is ziekenhuisopname noodzakelijk.
D Na doormaken van RSV infectie ontstaat levenslange immuniteit tegen RSV.
B
Noem drie typische kenmerken van het exantheem dat je bij roodvonk ziet.
Aanvoelend als schuurpapier, narcosekapje vrij of periorale bleekheid, beginnend in huidplooien zoals liezen/oksels, uitbreiding naar gehele lichaam fijnvlekkig/lichtverheven of maculopapuleus, aardbeientong, vervellingen van handen en voeten
Een 43-jarige vrouw met een blanco medische voorgeschiedenis wordt opgenomen in het ziekenhuis met een pneumonie.
Welk micro-organisme is de minst waarschijnlijke verwekker?
A Streptococcus pneumoniae
B Haemophilus influenzae
C Mycoplasma pneumoniae
D Pseudomonas aeruginosa
D
A. Streptococcus pneumoniae: Dit is de meest voorkomende oorzaak van community-acquired pneumonia (CAP) bij gezonde volwassenen. Het is zeer waarschijnlijk in deze context.
B. Haemophilus influenzae: Dit is ook een bekende verwekker van pneumonie, vooral bij mensen met onderliggende longziekten, maar het kan ook bij gezonde individuen voorkomen.
C. Mycoplasma pneumoniae: Dit is een atypische verwekker van pneumonie, die vooral jonge volwassenen en kinderen treft. Het is een veelvoorkomende oorzaak van “walking pneumonia” en kan ook bij gezonde mensen voorkomen.
D. Pseudomonas aeruginosa: Dit is een verwekker die vooral wordt gezien bij patiënten met onderliggende longziekten zoals cystische fibrose, bronchiectasieën, of in ziekenhuissituaties (nosocomiale pneumonie), en bij immuungecompromitteerde patiënten. Het is onwaarschijnlijk bij een gezond persoon zonder medische voorgeschiedenis.
Wat is de meest voorkomende verwekker van een endocarditis bij een klep vitium?
Vergroenende streptokokken.
Je bent arts-assistent interne geneeskunde. Via de SEH wordt een patiënte op je afdeling opgenomen waarbij er een verdenking is op een meningitis. Er is liquor ingestuurd naar het laboratorium medische microbiologie. In haar dossier zie je de uitslag van het grampreparaat: “Aspect: troebel. Geen bacteriën gezien. Leukocyten >10 per gezichtsveld”. De volgende dag groeien er in de liquorkweek gramnegatieve kokken.
Welke conclusie past het beste bij de uitslag van het grampreparaat?
A deze uitslag past bij de lage sensitiviteit van een grampreparaat van de liquor
B de uitslag is fout-negatief gezien de positieve liquorkweek
C er is geen sprake van meningitis; gramnegatieve kokken passen bij contaminatie
D deze uitslag past bij een infectie met zowel een virus als een bacterie
A
Welke infectie komt postoperatief het minst voor?
Luchtweginfectie
Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je ter controle een 48-jarige, Nederlandse, homoseksuele en HIV-positieve man. Hij rookt 15 sigaretten per dag, maar is verder gezond. Je hebt deze patiënt de afgelopen maanden 2-maal gezien met een pneumonie gepaard gaande met
koorts, dyspnoe en ophoesten van geelgroen sputum. Sputumkweken toonde beide keren een Streptococcus pneumoniae. Het aantal CD4 cellen bedraagt 540 x 106/L is (normaal 400 – 1200 x 106/L). Zijn HIV RNA is ondetecteerbaar onder behandeling.
Hebben bovenstaande bevindingen (HIV-positiviteit en CD4 cel aantal) iets te maken met de genoemde infecties bij de heer
Jansen, en waarom of waarom niet?
A Ja, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-& B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve tot een verhoogd risico op deze infecties ook
bij een normaal CD4 cel aantal.
B Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T- & B-cel gemedieerde immuniteit, maar zijn CD4 cel aantal is nog >200 x 106/L en
daarmee heeft hij geen verhoogd risico op deze infecties.
C Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties.
D Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties.
A, een hiv infectie zorgt altijd voor een verminderde immuniteit ook als het CD4 getal normaal is.