HC 15.2 Type I,II,III en IV overgevoeligheidsreacties basiskennis en Verdieping Type I, IgE gemedieerde allergie Flashcards
Wat is de definitie van een allergie?
Een overdreven reactie van het afweersysteem die bij een deel van de mensen optreedt op natuurlijke stoffen die van buiten het lichaam afkomstig zijn.
Welke overgevoeligheidsreacties zijn zeldzaam? Waarom zijn er meer klassen bijgekomen?
Type 2 en 3 reacties zijn veel zeldzaam. Ook immuunreacties denkbaar die niet in de 4 klassen passen. Daarom is de classificatie uitgebreid. Hierbij heb je ook type V/VI en VII.
Wat zijn de vier verschillende overgevoeligheidsreacties?
I = allergic anaphylaxis and atopy
II = antibody
III = immune complex
IV = delayed
Wat is de updated classificatie volgens Gell and Coombs?
- Type I: IgE gemedieerd
- Type II: Antilichamen binden aan antigenen gebonden aan de extracellulaire matrix of een celoppervlak resulterend in destructie
- Type III: Antilichamen binden aan circulerende antigenen en vormen complexen die neerslaan met name in de kleine bloedvaten
- Type IV: abc: T-cel gemedieerd (Th1, Th2 en Th17)
- Type V & VI: weefsel defect: barrière defect en metabole disregulatie
- Type VII: Directe reactie op geneesmiddelen
Wat is een type I overgevoeligheidsreactie?
Allergenen (eiwitten, antigeen) veroorzaken een IgE gemedieerde allergische reactie
- Specifiek IgE veroorzaakt een directe reactie (<2 uur) na contact met een allergeen
- Bekende allergenen zijn Pollen, Huisstofmijt, insectengiffen, voedsel allergenen, Geneesmiddelen, beroepsallergenen.
- Patiënten krijgen klachten van allergische rhinitis (hooikoorts), allergisch astma, atopische dermatitis, constitutioneel eczeem, angio-oedeem, urticaria, dyspnoe, braken, anafylaxie
Om het te voorkomen moet je het allergeen vermijden.
Wat is een type II overgevoeligheidsreactie?
Binding van IgG of IgM antilichamen aan extracellulaire matrix en complement activatie
- IgG of IgM antilichamen die optreden tegen cel- of matrix gebonden antigenen
- 4-8 uur na blootstelling
- Complement activatie: C5a, C3a en C4a -> Pro-inflammatoire effecten
- Lokale cel schade (mestcellen en basofielen in de huid)
- Urticaria (galbulten: jeuken ontzettend, reactie van het immuunsysteem waarbij histamine bijkomt) Kunnen spontaan ontstaan, temperatuurverschillen zijn een belangrijke uitlokkende factor.
- Geneesmiddelen veranderen oppervlakte eiwitten van eigen cellen en worden als lichaamsvreemd beschouwd (erythrocyten en trombocyten)
Voorbeeld: Chronische urticaria, behandelen met omalizumab, anti-IgE.
Wat is een type III overgevoeligheidsreactie?
Binding van IgG antilichamen aan circulerende antigenen die immuuncomplexen vormen
- Circulerende immuuncomplexen slaan neer in hoofdzakelijk de kleinere vaten in de synovia en glomeruli. Neerslaan –> ontstekingsreactie.
- 4-8 uur na uur na contact allergeen
- Dit leidt tot complement activatie en rekrutering van leukocyten naarde plek van depositie
- Leukocyten m.n. neutrofielen scheiden pro-inflammatoire cytokines uitmet weefselschade tot gevolg
Voorbeeld: Vasculitis, behandeling prednison, lange termijn veel bijwerkingen.
Wat is een andere naam voor Henoch Schönlein?
IgA vasculitis
Wat is een type IV overgevoeligheidsreactie?
T-cel gemedieerd. Th1, Th2, Th17. Geheugen T lymfocyten reageren met diverse cellen, zoals macrofagen, B-cellen, mest cellen en eosinofielen. Infiltratie van lymfocyten en monocyten in de epidermis. Zowel acuut als vertraagde reactie (> 12 uur na contact allergeen)
Voorbeeld: Contacteczeem, ernstige geneesmiddelen reacties.
- Er ontwikkelt zich oedeem in de huid en er ontstaat eczeem: roodheid, schilfering, droge huid, jeuk.
- Diagnose met plakproeven (24, 48 en 72 uur aflezen)
- Kan leiden tot blaarvorming.
Wat is samenvattend een type 1 reactie?
Immuunrespons: Th2 cytokinen, IgE
Pathologie karakteristieken: mestcel degranulatie
Klinische symptomen: acute urticaria, anafylaxie, oral allergy syndrome
Wat is samenvattend een type 2 reactie?
Immuunrespons: IgG en IgM antilichamen
Pathologie karakteristieken: celgebonden antigenen: leidend tot complement activatie en fagocytose en destructie van cellen
Klinische symptomen: hemolytische anemie, trombopenie, chronische urticaria
Wat is samenvattend een type 3 reactie?
Immuunrespons: IgG en complement
Pathologie karakteristieken: circulerende immuuncomplexen: binden aan complement: weefselschade
Klinische symptomen: vasculitis, serumziekte, allergische alveolitis
Wat is samenvattend een type 4 reactie?
Immuunrespons: T-celgemedieerd, Th1, Th2, Th17
Pathologie karakteristieken: B-cellen, macrofagen en eosinofielen spelen een grote rol
Klinische symptomen: Contact eczeem, maculopapuleus exantheem, TEN (toxische epidermale necrolyse)
Wat is samenvattend een type 5 reactie?
Immuunrespons: barrière defect
Pathologie karakteristieken: cellen in slijmvliezen en spieren veranderen door immuun modulatie.
Klinische symptomen: eosinofiele oesophagitis, gluten overgevoeligheid
Wat is samenvattend een type 6 reactie?
Immuunrespons: Metabool defect
Pathologie karakteristieken: circulerende inflammatoire mediatoren en chemokines
Klinische symptomen: obese astma
Wat is samenvattend een type 7 reactie?
Immuunrespons: direct cellulair respons
Pathologie karakteristieken: Inflammatie direct veroorzaakt door chemicaliën
Klinische symptomen: aspirine overgevoeligheid
Wat zijn de kenmerken van een Type I IgE overgevoeligheidsreactie?
De type I IgE-gemedieerde overgevoeligheidsreactie is een allergische reactie. Bij het eerste contact met een allergeen vindt sensibilisatie plaats. Het allergeen wordt gepresenteerd door een antigeenpresenterende cel aan de T-cellen, welke via Th2-cellen (specifiek IL-4 en IL-13) de B-cellen stimuleren. De B-cellen vormen specifieke IgE-antilichamen tegen het allergeen, welke binden aan de Fc-receptor op de mestcellen. Dit wordt de sensibilisatiefase genoemd. Bij een tweede contact met het allergeen treedt pas een allergische reactie op. Het geproduceerde IgE zit gebonden aan de mestcel. Op het moment dat het allergeen ook bindt, vindt crosslinking plaats en degranuleert de mestcel. De mestcel scheidt verschillende mediatoren en cytokinen uit, waaronder IL-4, IL-5 en IL-13. Dit wordt de effectorfase genoemd.
Hoe snel treedt de vroege IgE gemedieerde reactie op het hoe snel de late?
- Vroege fase (directe reactie, binnen seconden)
- Late fase (late reactie, na 6-8 uur )
Wat zijn de mediatoren van de directe IgE gemedieerde allergische reactie?En wat zijn de symptomen
Mediatoren: histamine, leukotriënen C, D, E, prostaglandine D2, PAF, tryptase, chymase, kininen
Symptomen: bronchoconstrictie, vasodilatatie, oedeem, mucussecretie, zenuwstimulatie
Wat zijn de mediatoren van de indirecte IgE gemedieerde allergische reactie? En wat zijn hiervan de effecten?
De mediatoren die vrijkomen bij de late reactie zijn, IL4, IL5, IL13, TGF-alfa, leukotriën B4 en PAF. Deze mediatoren hebben de volgende effecten:
- IgE synthese
- Leukocytenadhesie, - migratie, - activatie
- Activatie van basofiele granulocyten, T-cellen en eosinofiele granulocyten
Vooral de eosinofiele granulocyten zijn van belang bij de late reactie. Late reactie komt weinig voor daarom observeren we mensen niet meer na een type 1 allergische reactie.
Wat zijn de kenmerken van de eosinofiele granulocyten bij een allergische reactie?
De eosinofiele granulocyt speelt een belangrijke rol bij allergische reacties. De eosinofiele granulocyt kan zichzelf stimuleren door meer IL-5 (ook IL-3 en GM-CSF) aan te maken (zorgen voor survival). Er is sprake van chemo-attractie, waardoor de eosinofiele granulocyten naar de ontsteking worden aangetrokken. Dit wordt beïnvloed door IL-5, eotaxine en RANTES (regulated upon activation, normal T-cell expressed and presumably secreted). Samen zorgen deze voor weefselschade, waaronder epitheelschade, zenuwschade, vrije radicalen, bronchoconstrictie, mucussecretie, vasodilatatie en vasopermeabiliteit.
Waarvoor zijn eosinofielen een belangrijke marker?
De eosinofiele granulocyten zijn een belangrijke marker voor activatie van een allergie. Er is bijvoorbeeld alleen eosinofilie in het pollenseizoen. Het hangt samen met de aard van de aandoening. Eczeem heeft het minst, astma iets meer en rhinitis heeft de meeste eosinofiele granulocyten. Er is ook een associatie met de late reactie en aspecifieke hyperreactiviteit.
Wat zijn de kenmerken van mestcellen bij een allergie?
De mestcellen zijn gevuld met ‘korrels’, die onder andere histamine en heparine bevatten. Deze kunnen direct vrijkomen bij activatie. De mestcellen hebben als primaire functie het verweren van bacteriën en virussen en het voorkomen van verspreiding van bijvoorbeeld giffen in het lichaam. Sommige mensen hebben een afwijking in de KIT-receptor waardoor er heel veel mestcellen zijn. Dit wordt mastocytose genoemd.
Wat is de functie van IgE?
De belangrijke functie van IgE bij een allergische reactie is aangetoond met het middel omalizumab. Dit is een anti-IgE middel dat het IgE in het serum laat dalen. Daarnaast is er ook vermindering van de vroege en late astmatische reactie en reductie van symptomen van astma en rhinitis. Daarnaast geeft het een adjuvant effect in combinatie met immunotherapie. Deze therapie is echter niet voor iedereen met een allergische aandoening beschikbaar, vanwege de enorm hoge prijs.