HC.7 Farmacotherapie van hartfalen Flashcards
Wat is er aan de hand bij hartfalen?
Hartfalen: HMV is onvoldoende om te voorzien in de metabole behoefte van de weefsels.
Wat is het verschil tussen de acute en chronische situatie?
In een acute situatie functioneert het hart niet goed, en moet er acuut iets gebeuren. In een chronische situatie is er sprake van kortademigheid, veneuze stuwing en oedeem en wordt een middel continue gegeven.
Wat is het probleem bij forward/ backward failure?
Forward failure= arteriële ondervulling; backward failure: veneuze ondervulling
Werkt de neurohumorale activiteit voor lange termijn?
Neurohumorale activiteit (sympathicus (nor)adrenaline, RAAS, vasopressine (ADH)) werkt acuut goed, maar niet geschikt voor lange termijn (remodelling; ritmestoornissen, ischemie, hypertrofie cardiomyocyten).
Waar zorgen a-receptoren in bloedvaten voor?
a-receptoren in bloedvaten -> constrictie
Waar zorgen b-receptoren in het hart voor?
b-receptoren in hart -> stimulatie en stijging frequentie en contractiliteit
Waar zorgt sympatische activiteit voor?
Sympatische activiteit -> zoutretentie in de nier
Wat is het gevaar bij continue stimulatie van b-receptoren?
Continue stimulatie van b-receptoren zorgt voor een downregulatie van het aantal receptoren. Bij myopathie, ischemie, tetralogie en een klepdefect is er door overstimulatie van de sympaticus een downregulatie. Er kan dan wel veel sympatische activiteit zijn, maar het aantal receptoren neemt af.
Wat is de farmacotherapie bij acuut hartfalen?
Farmacotherapie acuut hartfalen: (hart weer aan de gang brengen)
• I.v. nitraten/ lisdiuretica
• Dopamine: stimuleert dosis-afhankelijk resp. D1/D2 > b1/b2 > a1, nauwelijks meer gebruikt
- vasodilatatie en hart krachtiger laten pompen (a1 effecten liever niet)
• Dobutamin: stimuleert dosisafhankelijk b1 > b2/a1 (a1 effecten liever niet) (b-receptor agonist)
• Fosfodiësterase remmer (milrinon) (PDE remmer)
• Calcium sensitizer (levosimendan)
Wat is de farmacotherapie bij chronisch hartfalen? Werking, voor- en nadelen, stofnamen?
Farmacotherapie chronisch hartfalen:
• Diuretica (furosemide, bumatanice, hydroschloorthiazide, chloortalidon)
- Symptomatische behandeling
- Risico hypokaliëmie -> voeg kaliumsparend diureticum toe (amiloride, MR antagonist)
- Renine release omhoog (activatie RAAS)
• RAS blokkers (captopril, enalapril, losartan, aliskiren)
- Reeds behandeld (verlagen mortaliteit en remmen cardiale remodelling)
- ACE remmers combineren met of vervangen door AT1 receptor antagonisten/ renine remmers?
- Onvoorspelbare reactie in combinatie met diuretica. Diuretica activeren het RAAS en mensen zullen heel gevoelig zijn voor RAAS blokkers. Hierdoor kan een grote BD-daling ontstaan.
• Mincerlocorticoïd/aldosteron receptor (MR) antagonisten (spironolactone, eplerenone)
- Angiotensine -> aldosteron -> water en zout vasthouden (BD verhogen), kalium verlies (mineralo corticoid receptor, MR)
- Eplerenon is selectiever: minder bijwerkingen (gynaecomastie bij mannen)
- Reductie sterfte bij ernstig hartfalen (spi) en post-MI (eple)
- Risico hyperkaliëmie: te hoge doses MR blokkers, oudere patiënten hebben vaak een verlaagd aldosteron, nierfunctiestoornissen, co-medicatie (RAS blokkers en b-blokkers)
- Nieuwe ontwikkelingen: MR antagonist (finererone) die geen of minder hyperkaliëmie veroorzaakt, kaliumbinders (patiromer, natrium zirconium cyclosilicaat): dan kun je mogelijk toch ongestraft hogere doses van RAS blokkers/ MR antagonisten gebruiken
• B-receptor antagonisten (metoprolol, carvedilol, bisoprolol)
- Verlagen mortaliteit en verbeteren ejectiefractie
- Negatief inotroop en chronotroop
- Anti-aritmisch, langere diastole (meer O2 voorziening) en blokkade slechte b-receptor effecten (necrose, hypertrofie, apoptose)
- Bouw dosis op: start low, go slow
• Na-K ATPase remmers (digoxine): positief inotroop (contractiekracht)
- Remt Na-K ATPase -> Na uitstroom omlaag -> intracellulair [Na] omhoog -> Na/Ca exchange omlaag -> meer Ca beschikbaar in cel -> inotropie omhoog
- Vagale tonus omhoog
- Remming sympathicus ([noradrenaline] omlaag)
- Geringe therapeutische breedte
- Positief inotroop
Welke 3 inotropica zijn er?
Inotropica: catecholamines, fosfodiësterase remmers, calcium sensitizers