HC.7 Falende long Flashcards

1
Q

Wat is respiratoire insufficiëntie?

A

Respiratoire insufficiëntie: tekort schieten van gaswisselingsfunctie in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type 1 kenmerken

A

• Type 1/ partieel: longfalen (PaO2 gedaald)

  • Pathologische veranderingen in het longweefsel
  • Hypoventilatie, ventilatie-perfusiestoornis (met toename veneuze bijmenging), diffusiestoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type 2 kenmerken

A

• Type 2/ compleet: pompfalen (PaO2 gedaald en PaCO2 gestegen)

  • Oorzaak kan zich in het hele mechanisme van de ademhaling bevinden
  • Toegenomen CO2 productie, hypoventilatie, toegenomen dode ruimte ventilatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Compensatie door de nieren?

A

Nieren: metabool, langzame (uren-dagen) aanpassing door aanmaak HCO3-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Compensatie door de longen?

A

Longen: respiratoir, snelle compensatie van lage pH door aanpassen ventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Acute resp. insuf.

A

Acuut: verhoogde PaCO2 met acidose, na 5-10 min, gebruik non-bicarbonaat buffers (Hb, intracellulaire/plasma eiwitten, fosfaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chronische resp. insuf.

A

Chronisch: verhoogde PaCO2 (bijna) normale pH, na 3-5 dagen, renale compensatie: excretie H+ via urine en aanmaak HCO3-, toegenomen reabsorptie HCO3- om gestegen HCO3- te handhaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt non-invasieve beademing in?

A

Non-invasieve beademing: positieve druk beademing, ontlasten van ademhalingsspieren, (tegen)druk bij uitademing; alveoli worden open gehouden= betere oxygenatie, verbeteren van gaswisseling (alveolaire ventilatie). Reset respons CO2 in ademhalingsstelsel. Compliante en alerte patiënt nodig, ivm slikken en hoesten, geen schedeltrauma en GE chirurgie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer wordt O2 therapie gegeven?

A

O2-therapie compenseert O2 gebrek. Bij langer bestaande hypercapnie dient ventilatie te worden verbeterd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt invasieve beademing in?

A

Invasieve beademing door beademingsbuis door mond tussen stembanden of door tracheostoma., positieve druk beademing, hogere drukken, eerste keus bij verlaagd bewustzijn, gevaar: overdistensie -> barotrauma, invloed hemodynamiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Positive end expiratory pressure (PEEP), wat doet het, gevolg, wat bij teveel?

A

Positive end expiratory pressure (PEEP). PEEP verhoogt het eind expiratoir long volume (FRC) waardoor de compliantie van de longen stijgt. PEEP voorkomt het dichtvallen van de alveoli en verbeterd derhalve de ventilatie en oxygenatie. Minder atelectase en derhalve vermindering van intrapulmonale shunt. Te veel PEEP: afname CO, barotrauma (pneumothorax, pneumomediastinum).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat als de beademing faalt?

A

Extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) als beademing faalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Veno-artieel (VA-ECMO)

A

• Veno-arterieel (VA-ECMO): veneus vloed uit liesader wordt via koolzuurfilter, oxygenator en drukregulator teruggegeven aan de liesslagader, als hart ook slecht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Veno-veneus (VV-ECMO)

A

• Veno-veneus (VV-ECMO): veneus bloed wordt via een koolzuurfilter en oxygenator teruggegeven aan de halsader, meestal gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het nadeel van immobilisatie van de patiënt aan de ECMO?

A

Nadeel van de immobilisatie van de patiënt aan de ECMO is dat er veel spierverlies optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie komen in aanmerking voor longtransplantatie?

A
In aanmerking voor longtransplantatie: eindstadium longziekte, progressief ondanks behandeling die voldoet aan volgende creria:
	Hoge kans op sterfte (>50%) <2 jaar indien geen LoTx
	Hoge waarschijnlijkheid (>80%) op ≥ 90 dagen overleving na LoTx
	Hoge waarschijnlijkheid (>80%) op 5 jaar overleving na LoTx
17
Q

Wie komen niet in aanmerking voor een longplantatie?

A

Wie niet? Actief roken/ gebruik nicotinevervangers, andere verslavingen, actieve of gemetastaseerde kwaadaardigheid, falen andere organen: hart (<3 stents, LVEF >50%), nier (24 uurs urine klaring < 50 ml/min), lever, onhandelbare psychiatrische aandoeningen, uitgebreid vaatlijden, progressief neurologisch lijden, onvoldoende draadkracht waardoor medicatie en leefregime niet kan worden opgevolgd, therapieontrouw of intolerantie voor immuunsuppressie, leeftijd.

18
Q

Welke bloedstroom moet worden aangesloten bij de transplantatie?

A

Tijdens transplantatie wordt alleen de pulmonale bloedstroom aangesloten, de bronchiale vaten niet. Lucht moet uit alveolaire capillairen membraan komen.

19
Q

Waardoor kunnen meer donoren worden verkregen?

A

Schaarste aan donoren. Hoe langer op wachtlijst, hoe slechter levensverwachting. Extended criteria donor vaak gebruikt, waardoor sneller donor.

Onbruikbare donoren: ex vivo long perfusie kamer, longen vol met water door sterfteproces, longen op eis, aansluiten penules, spoelen om vocht eruit te krijgen, beademingsslang aansluiten, compliantie terug in long.