ZO's week 3 Flashcards

1
Q

Wat voegen ze toe aan het kweekmedium om de cellen tot deling aan te zetten? Hoeveel effect heeft het?

A

Phytohaemagglutinine wordt toegevoegd, dat ca. 70% van de lymfocyten tot deling aanzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke fase van de celdeling wordt de celdeling door colchicine geremd?

A

In de prometafase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zie je op je objectglaasje bij karyotypering?

A

Het plasmamembraan breekt open, hierdoor zie je losse kernen (interfase-cellen) en chromosomen (mitosen) uitgespreid op het glas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke kleuring zorgt voor G-bandering?

A

Trypsine/Giesma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het werkingsmechanisme van colchicine? Waarom worden cellen door colchicine juist in de prometafase geblokkeerd?

A

Remming aanmaak van microtubuli. Doordat tubuline niet meer in microtubuli ingebouwd kan worden, vormt zich geen spoelfiguur. De chromosomen condenseren wel en zijn dus zichtbaar met behulp van de lichtmicroscoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je een deletie aantonen met FISH?

A

Maak een fluorescerende probe die specifiek is voor het gebied dat binnen de deletie valt. Je zult bijvoorbeeld met interfase FISH maar één stipje per cel zien in plaats van twee. Nadeel is, dat je de deletie al moet kennen voor je hem kan aantonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt chromosoom painting in?

A

In plaats van een enkele probe kan men ook een mengsel gebruiken van een groot aantal probes die specifiek zijn voor eenzelfde chromosoom of chromosoom-regio. Op die manier is het mogelijk om totale chromosomen of chromosoom-delen met behulp van FISH te laten oplichten. De techniek wordt dan ook chromosome painting genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ontstaat er tijdelijk als de dicentrische chromosomen tijdens de anafase verkeerd uit elkaar worden getrokken?

A

Een anafase brug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaan acentrische chromosomen?

A

Een rearrangering die een dicentrisch chromosoom produceert, geeft ook altijd een acentrisch fragment. Maar acentrische fragmenten kunnen ook op andere wijze ontstaan, bijvoorbeeld een gewone chromosoombreuk die niet wordt gerepareerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke factoren bepalen het verschil tussen stabiele en instabiele chromosomale afwijkingen? Geef van elk type twee voorbeelden

A

Zoals het woord zegt: een instabiele afwijking blijft niet bestaan. Je ziet hem alleen maar in de eerstvolgende (pro)metafase, nadat de schade is opgetreden. De reden voor die instabiliteit kan verschillen.
- Ten eerste een probleem tijdens de anafase of later: een dicentrisch chromosoom vormt vroeg of laat een brug; met de ringchromosomen gaat het zeker mis.
- Ten tweede kan de afwijking zo ernstig zijn, dat de cel er spoedig aan sterft, doordat er na de deling essentieel materiaal verloren is gegaan, zoals bij de deletie.
- Ten derde: ook acentrische fragmenten zijn niet stabiel: ze worden immers willekeurig over de dochtercellen verdeeld.
Voorbeelden van stabiele afwijkingen zijn trisomie, deletie van een chromosoomarm en gebalanceerde translocaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke manieren kunnen dicentrische chromosomen ontstaan?

A
  • 1 = Straling en daaraan verwante cytostatica;
  • 2 = Telomeer-erosie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt telomerase?

A

Het is een zogenoemd ‘reverse transcriptase’ : dwz het kan DNA maken met een RNA-molecuul als template-voorbeeld. In het enzym telomerase bevindt zich al een kant-en-klaar RNA-kopietje van een TTAGGG-sequentie ; het enzym kan zodoende zelf repeat-eenheden aanmaken en aan het uiteinde toevoegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komt het, dat een ‘gap’ tussen twee Okazaki-fragmenten wèl opgevuld kan worden, maar de gap aan het uiteinde niet?

A

Een gap tussen twee Okazaki-fragmenten kun je simpelweg opvullen door het 3’ uiteinde van het ernaast liggende fragment te verlengen, mbv de standaard DNA polymerase. Daar, waar het allerlaatste Okazaki-fragment een 5’uiteinde heeft, gaat dit niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In de literatuur wordt het enzym telomerase een ‘ribonucleoproteine’ genoemd. Verklaar die naam.

A

Het enzym telomerase bevat een stukje RNA dwz een ribonucleotide. Net zoals je een suikerbevattend eiwit een glycoproteine noemt, en een vetbevattend eiwit een lipoproteine, zo noem je telomerase een ribonucleoproteine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er zijn twee verschillende genen nodig voor het maken van een actief telomerase-enzym. Waarvoor coderen deze twee genen?

A

Het ene gen codeert voor de eiwit-component. Dat gen heet TERT (TElomerase Reverse Transcriptase) en ligt bij de mens op chromosoom 5p. Het andere gen codeert voor het RNA-template gedeelte. Het heet TR (Telomerase RNA-component) en ligt op chromosoom 3q.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke cellen hebben telomerase?

A

De cellen in de kiembaan (spermatogenese en oogenese). Ook de stamcellen van weefsels in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de functie van de herhaalde TTAGGG sequentie?

A

Het werkt als een buffer tegen beperkt verlies, maar dat zou ook met een willekeurig stuk niet-coderend DNA te realiseren zijn. Belangrijker is, dat er zo een mogelijkheid wordt geschapen om met een kant-en-klaar stukje template de telomeren op lengte te brengen of te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van de T-loop?

A

De T-loop kan bijdragen aan het verbergen van het open uiteinde voor verschillende enzymen, die iets met open uiteinden ‘doen’, zoals exonucleasen of breukherstel-enzymen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van de telomeer specifieke eiwitten?

A

Het maken en stabiliseren van de telomeer structuur; het aantrekken en regelen van het enzym telomerase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke twee chromosoomafwijkingen kunnen ontstaan in cellen waarin de telomeren niet meer functioneren? Welke van deze twee afwijkingen kan zonder problemen aan de dochtercellen worden doorgegeven?

A

Zodra de uiteinden niet meer afdoende beschermd worden, vallen ze ten prooi aan de efficiënte breuk-herstel-enzymen van het NHEJ proces. Het resultaat is zg ‘telomeer-fusie’ en wordt zichtbaar als een dicentrisch chromosoom of een ring-chromosoom. Alleen het ringchromosoom. Het dicentrische chromosoom kan anafasebruggen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke factoren maken telomerase-remmers een aantrekkelijke mogelijkheid voor tumor-therapie?

A
  • 1e het grote werkingsbereik: 85% van alle tumoren zouden ervoor gevoelig moeten zijn.
  • 2e de relatieve specificiteit: terwijl een cytostaticum alle delende cellen doodt, heeft telomerase-remming alleen een effect op kiembaancellen en stamcellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Als er negatieve gevolgen optreden voor fertiliteit, zou deze dan meer te verwachten zijn bij mannen of bij vrouwen?

A

Omdat de zaadproductie een celvernieuwingssysteem is zal vooral de man van infertiliteit last kunnen krijgen. Omdat bij de vrouw de eicellen al vanaf de vroege ontwikkeling zijn ‘klaargelegd’ zijn er bij haar waarschijnlijk minder langtermijn-problemen met vruchtbaarheid te verwachten. Verder is een telomerase-remmer schadelijk in de embryonale ontwikkeling. Dit geldt vergelijkbaar voor cytostatica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem tenminste twee factoren waardoor anti-telomerase middelen bij bepaalde tumoren niet effectief kunnen zijn.

A
  • 1e. Kankercellen met relatief lange telomeren. Dat stelt effectieve werking verder uit.
  • 2e. Tijdens de behandeling ontwikkelen tumorcellen een ALT mechanisme en worden daardoor resistent. Bedenk dat ongeveer 1/6 van de tumoren dit ‘uit zichzelf’ al doen.
24
Q

Hoe vindt de lysis plaats bij een immunoblot?

A

Lysis vindt plaats in een lage temperatuur en met enzym inhibitoren zodat de eiwitstructuur behouden wordt.

25
Q

Wat is PAGE en welke vormen zijn er?

A

PAGE: scheidt stukken eiwit op basis van grootte en/of lading. 2 vormen van PAGE
1. Non-denaturing PAGE (native): scheiding op basis van massa, vorm en lading
2. Denaturing PAGE (SDS): scheiding alleen op basis van massa, omdat SDS ervoor zorgt dan ze allemaal gelijk zijn geladen en worden gedenatureerd (verlies van vorm).

26
Q

Waaruit bestaat de gelmatrix en hoe kun je dit gebruiken?

A

De gelmatrix bestaat uit polymeren van acrylamide en crosslinks met bis-acrylamide.
- Hoog gewicht eiwitten onderscheiden dan gebruik je minder acrylamide (7,5%)
- Laag gewicht eiwitten onderscheiden dan gebruik je meer acrylamide (15%)

27
Q

Hoe is de gel chamber geladen?

A

De bovenkant van de gel chamber is negatief geladen en de onderkant positief. Hoe meer negatief een deeltje geladen is hoe sneller die door de gel heen beweegt.

28
Q

Hoe kunnen de eiwitten vanuit de gel worden vastgelegd?

A

Vanuit de gel wordt het overgebracht op een membraan. Dit wordt gedaan door het membraan positief te maken. Dan komt er een primair antilichaam die het eiwit van interesse herkent. Daarna wordt het gewassen om ongebonden antilichamen te verwijderen. Dan komt er een secundair antilichaam, die gebonden is aan een fluorform of een reporter enzym, zoals bijvoorbeeld peroxidase. Er kunnen meerdere secundaire antilichamen binden aan één primair antilichaam. Het enzym maakt licht aan tijdens de reactie. Dit kan worden vastgelegd met een X-ray film.

29
Q

Welke extra informatie levert de microscopie op in vergelijking met de elektroforese?

A
  1. Onderlinge verschillen tussen individuele cellen;
  2. lokalisatie van het eiwit in de cel (bijvoorbeeld alleen in de kern of alleen in het endoplasmatisch reticulum);
  3. Natuurlijk kun je bij de microscopie met veel minder materiaal toe: dat wil zeggen gevoeliger!
30
Q

Wat zijn de start- en stopcodons?

A

Start = AUG, stop = UAA, UAG, UGA

31
Q

Wat is de meest geschikte zetting voor een translatiestart?

A

Een purine (A of G) gevolgd door CCAUGG. = Regel van Kozak

32
Q

Wat is een open leesraam?

A

Een start-plaats gevolgd door een serie codons zonder stop.

33
Q

Wat wordt aangeduid met de afkortingen TATA en AATAAA?

A

Transcriptie-start resp. poly-adenylerings-signaal.

34
Q

Wat is cDNA? En hoe wordt het gemaakt? En wat is het verschil met genomisch DNA?

A

Definitie: cDNA is een dubbelstrengig DNA molecuul, dat in basevolgorde overeenkomt met een rijp mRNA. Reverse transcriptase enzym met als beginnetje een stuk poly-T (wat aan de poly-A staart plakt). Genomisch DNA heeft een promotor en introns, cDNA niet.

35
Q

Wat is de definitie van moleculaire hybridisatie?

A

Definitie: Moleculaire hybridisatie is de vorming van een dubbele helix uit twee enkelstrengige nucleïnezuren met een homologe nucleotidenvolgorde.

36
Q

Wat is de definitie van een probe?

A

Definitie: Een probe is een bekend stuk enkelstrengig DNA dat kan hybridiseren met een specifiek enkelstrengig DNA of RNA molecuul.

37
Q

Noem een voordeel van RNA-hybridisatie in situ ten opzichte van de blotting techniek.

A
  1. onderlinge verschillen tussen cellen in een orgaan of weefsel. Lokalisatie natuurlijk voornamelijk cytoplasmatisch (ook een beetje in kern).
  2. veel minder materiaal nodig.
38
Q

Wat is de definitie van een primer?

A

Definitie: Een primer is een relatief kort stuk enkelstrengig DNA (meestal <50 nt) dat kan hybridiseren met een template DNA streng om een startpunt voor DNA replicatie te vormen.

39
Q

Van de zes mogelijke primer-paren is er slechts één geschikt voor een productieve PCR. Welke? Motiveer je antwoord

A

Dus alleen de combinatie A-D werkt. A heet de voorwaartse en D de terugwaartse primer

40
Q

Wat is een splice mutatie?

A

Splice-mutatie: De mutatie verandert een splice-donor of splice-acceptor sequentie (verdwijnen van een bestaande of creëren van een nieuwe) waardoor het mRNA fout wordt gespliced.

41
Q

Stel je bent op zoek naar het vóórkomen van een specifieke puntmutatie in het gen getekend in Fig. 4. De mutatie bevindt zich midden in het vierde exon. Welke primers zou je voor zo’n sequencing-reactie gebruiken?

A

Doe een PCR met primers die de introns links en rechts van exon 4 herkennen (niet te ver van de exon-grenzen). Je amplificeert nu alleen exon 4 met een klein beetje intron aan weerszijden. Daarop doe je de sequentie-reactie.

42
Q

Stel dat je niet weet waar in het gen de mutatie voorkomt en je zou in een klap alle coderende delen van het gen willen sequencen. Welke procedure zou je dan kiezen en waarom?

A

Maak eerst cDNA (met een polyT-primer) en ga dan dit hele cDNA (of stukken ervan als het te lang is) amplificeren met primers homoloog aan dit cDNA.

43
Q

Kun je de verschillende mutaties uitsluiten met een immunoblot (eiwit) of een RNA blot?

A
44
Q

Hoe presenteert DLBCL zich klinisch?

A

DLBCL is klinisch heterogeen: bij 40% van de patiënten is er een goede respons op de huidige therapie resulterend in verlengde overleving, maar bij de overige 60% heeft de therapie geen succes en overlijden de patiënten snel.

45
Q

Waarom zou er een variabele respons zijn tussen de DLBCL patiënten terwijl er op dit moment niks op moleculair en histologisch niveau gevonden kan worden?

A

Op dit moment zijn er op moleculair en histologisch niveau geen aanwijzingen dat dit het geval is. De variabele respons van DLBCL patiënten op de huidige therapie zou kunnen liggen aan bijv.:
- Het stadium van de ziekte waarin met de behandeling begonnen wordt.
- Genetische verschillen tussen patiënten.

46
Q

Welke mogelijke moleculaire verschillen zouden er kunnen zitten tussen de DLBCL patiënten?

A

Mogelijke moleculaire verschillen kunnen zijn mutaties in verschillende genen of verschillende mutaties in dezelfde genen, een andere mogelijkheid kan zijn dat de twee types zijn ontstaan uit B cellen in een verschillend stadium van differentiatie.

47
Q

Noem twee belangrijke parameters bij het bepalen van genexpressie.

A
  • Staat het te onderzoeken gen aan of uit.
  • Als het gen aan staat, op welk niveau komt het dan tot expressie.
48
Q

Wat is er mogelijk met behulp van DNA micro-array?

A

Met behulp van DNA micro-array technologie is het mogelijk om de expressie van alle genen tegelijkertijd in één experiment te bepalen. Dergelijke analyses worden genoom-breed genoemd, omdat de activiteit van het hele genoom gemeten wordt.

49
Q

Als je monsters vergelijkt van tumorcellen met die van normale cellen, levert dan elke meting aan elk gen zinvolle informatie op in de microarray?

A

Nee, niet elke meting aan elk gen levert een zinvol resultaat op. Redenen hiervoor zijn:
- Dat niet alle genen op de array in de onderzochte monsters tot expressie komen, en dat de expressie van een individuele gen kan fluctueren van monster tot monster.
- Verder zullen veel genen op hetzelfde niveau tot expressie komen als in de controle cellen; hiermee kun je tumorcellen niet van controle cellen onderscheiden.

50
Q

Welke categorieën DLBCL blijken er uiteindelijk te zijn?

A

Er lijken twee categorieën DLBCL te zijn. De ene categorie heeft een genexpressieprofiel dat lijkt op ‘germinal center’ B cellen, en de andere categorie op ‘activated’ B cellen.

51
Q

Wat is een belangrijke klinische indicator voor de prognose van DLBCL patiënten?

A

Een klinische indicator voor de prognose van DLBCL patiënten, de International Prognostic Indicator (IPI), wordt met succes gebruikt om patiënten met een laag klinisch risico te definiëren. Deze indicator maakt gebruik van onder andere de leeftijd van de patiënt en de lokalisatie en uitgebreidheid van de ziekte. Activated B cel DLBCL heeft het hoogste klinische risico.

52
Q

Hoe wordt het APC gen geïnactiveerd?

A

Het APC gen wordt geïnactiveerd door loss of heterozygosity.

53
Q

Hoe werkt het Vogelstein model?

A

Je begint met normaal epitheel, dan vindt er mutatie en verlies van het APC gen plaats, dit leidt tot een early adenoma, dan volgt er een mutatie in het KRAS wat leidt tot een intermediate adenoma, dan vindt er verlies plaats van SMAD2/4 wat leidt tot een late adenoma, en als laatste vindt er mutatie en verlies plaats van TP53, wat leidt tot een carcinoom.

54
Q

Wat concludeerden onderzoekers over het APC-gen?

A

De onderzoekers concludeerden dat relatief kleine veranderingen in expressie van het APC-gen een grote invloed kunnen hebben op de kans om kanker te krijgen.

55
Q

Kun je een reden bedenken waarom een gen lager dan normaal tot expressie komt?

A

Er kunnen ook mutaties optreden in sequenties die de transcriptie reguleren. Het gen kan dan lager tot expressie komen, maar het eiwit is volledig normaal.

56
Q

Wat zijn de voordelen van NGS tov microarrays voor het bepalen van de genexpressie?

A

Een aantal specifieke voordelen van Next Generation Sequencing (RNA-seq) tov microarrays voor het bepalen van genexpressie zijn:
- Enorm dynamisch bereik (moleculen tellen)
- Gebruik van alternatieve promotoren
- Alternatieve splicing
- Allel-specifieke gen expressie
- Mutatie detectie
- Ontdekking van nieuwe exons, niet-coderende RNAs, micro-RNAs…

57
Q

Wat zijn nadelen aan RNA-seq?

A

Er zitten ook nadelen aan RNA-seq: de verkregen datasets zijn groot en complex, dat maakt het interpreteren niet gemakkelijk, en het is duur om de data te bewaren. Je krijgt misschien wel te veel informatie, bijvoorbeeld over mutaties in genen die niet van direct belang zijn voor de ziekte van de patiënt.