HC 3.3 Cytogenetische afwijkingen Flashcards
Wat is cytogenetica? En waarvoor kun je het gebruiken?
Cytogenetica houdt zich met name bezig met de lokalisatie van chromosomen, erfelijk eigenschappen in de celkern en overdracht van erfelijk materiaal. Het kan dus een belangrijke rol vervullen bij het stellen van een diagnose en prognose. Ook kunnen cytogenetische afwijkingen iets zeggen over het respons op chemotherapie. Daarnaast kan het wat vertellen over leukemogenese en hematopoëse, het helpt bij het identificeren van de betrokken genen. Daarnaast kan er op die manier medicatie op worden gebaseerd.
Wat kun je zeggen over de verschillende cytogenetische eigenschappen bij leukemie en de prognose die daarbij past? Welke geven een goede prognose en welke een slechte?
- Een t(8;21)(q22;q22) en een inv(16)/t(16;16) bij AML geven een goede prognose.
- Een complex karyotype bij MDS geeft een slechte prognose.
- 5q- bij MDS geeft een goede prognose (IPSS-R).
- 7q- bij MDS geeft een intermediaire prognose (IPSS-R).
Wat is het verschil tussen cytogenetica en normale genetica?
Het verschil tussen cytogenetica en normale genetica is de verdieping van genetica op DNA niveau, waarbij cytogenetica op chromosoomniveau kijkt.
Welke (cyto)genetische afwijkingen zien we bij AML?
Bij ongeveer 50% van de patiënten met AML zijn er geen afwijkingen zichtbaar in een chromosomen (ze hebben een normaal karyotype). Deze patiënten hebben echt bijv. wel moleculaire afwijkingen. Bij 11% van de patiënten met AML wordt een complex karyotype gezien, bij 23% wordt zowel chromosomale als genetische afwijkingen gezien.
Hoe kunnen we de chromosomale afwijkingen identificeren? Welke methoden gebruiken we daarvoor?
Klassieke cytogenetica (banderings technieken)
Moleculaire cytogenetica
- Fluorescente in situ hybridisatie (FISH)
- Array (SNP array)
Moleculaire diagnostiek
- RQ-PCR (fusie genen)
- Q-PCR
- Sequencing (Sanger => Next Generation Seq)
Hoe kunnen we de cellen kweken zodat we de chromosomen kunnen zien?
Normaal gesproken zijn chromosomen niet zichtbaar in de cel wanneer er geen celdeling plaatsvindt. Je gaat materiaal kweken: beenmerg of bloed. Het liefst beenmerg omdat daar voorlopercellen in zitten. Aan dat kweekmedium worden groeifactoren toegevoegd om de leukemische cellen te triggeren om zich te delen. Dit kweken duurt 1-2 dagen, waarna met colcemid de celdeling wordt stopgezet (mitose blok). De chromosomen zijn tijdens de metafase dus bevroren. Er wordt dan een hypotone oplossing toegevoegd, waardoor de cellen zwellen en vervolgens kapot gaan. De kapotte cellen (met celkern en celdeling) worden gefixeerd met methanol-azijnzuur, waardoor de membraan ontvet wordt. Bij het druppelen van de suspensie op het glaasje, zullen de membranen breken. De laatste fase bestaat uit de bandering, met keuze uit R-, G- of Q-bandering.
Welke soorten bandering zijn er? En wat kun je zeggen over bandering?
R-, G- of Q-bandering. Na bandering is er een streepjescode op het chromosoom te zien. Elk chromosoom heeft zijn eigen unieke streepjescode. De ligging van het centromeer is voor elk chromosoom uniek.
Hoe ziet een chromosoom eruit? Hoe kun je beschrijven waar de afwijking zich bevindt op het chromosoom?
Een chromosoom bestaat normaal gesproken uit een centromeer, met daarboven een korte arm (P-arm) en daardoor een lange arm (Q-arm). Om een bepaalde locatie van mutatie aan te geven wordt het volgende gezegd: de mutatie zit in chromosoom één, in de Q-arm op positie 2.5 (regio 2, band 5).
Welke chromosomen hebben in principe geen korte arm en hoe komt dat?
Chromosoom 13, 14, 15, 20 en 21 hebben in principe geen korte arm, maar hebben op deze plek een repetitieve DNA-sequentie voor het ribosomale DNA zitten. Als hier een translocatie plaatsvindt, gaat het ribosomale DNA verloren. Dit heeft vaak geen consequenties, omdat deze sequentie op meerdere plekken aanwezig is.
Welke soorten chromosomale afwijkingen zijn er?
Numerieke afwijkingen en structurele afwijkingen. Onder structurele afwijkingen valt: gebalanceerd (geen verlies van materiaal) en ongebalanceerd (chromosomaal materiaal is verloren gegaan of erbij gekomen).
Wat zijn numerieke afwijkingen?
- Winst (van een compleet chromosoom)
- Verlies (van een compleet chromosoom)
Wat zijn gebalanceerde structurele afwijkingen?
- Translocatie (uitwisseling van terminaal chromosomaal segment): t(9;11) komt vaak voor bij AML ((p22;q23)).
- Inversie (binnen een chromosoom): Paracentrische inversie: binnen een chromosoom arm, zien we vaak in een inversie 3. Pericentrisch: rond een centromeer, zien we vaak in een inversie 16.
- Insertie
Wat zijn ongebalanceerde structurele afwijkingen?
- Deletie (deel van een chromosoom is verloren): Terminale deletie: einde van het chromosoom. Interstitiële deletie: binnen het chromosoom.
- Amplificatie (duplicatie, dmin, hsr)
- Niet-gebalanceerde translocatie
- Genmutatie (op niveau van baseparen, dus niet microscopisch zichtbaar)
Hoe beschrijf je een karyogram?
Het beschrijven van een karyogram gebeurt als volgt: eest het chromosomenaantal, dan het geslacht en als laatste de bijzonderheden (bijv. 45, XY, -7 [10]). Hier is uit op te maken dat het chromosoom 7 in 10 metafasen mist bij een mannelijk karyotype.
Hoe kun je translocaties herkennen op een karyogram?
Translocaties kunnen worden herkend doordat een stukje (een arm) van een chromosoom feller of juist minder fel aankleurt dan het chromosoom zelf. Sommige afwijkingen zijn echter cryptisch (moeilijker zichtbaar). Dat kan omdat er nauwelijks of geen verschil te zien is door de microscoop, ten gevolge van uitwisseling van te kleine stukken of uitwisseling van chromosomen die hetzelfde aankleuren.