HC 6.3 Beeldvorming en therapie met radionucliden Flashcards
Wat zijn radiofarmaca?
Farmaca die radioactief zijn gemaakt, meestal door er een radioactief atoom aan te verbinden. Dat radioactieve atoom (isotoop) zendt straling uit: dit kan straling zijn die gebruikt wordt voor detectie: positronen en gammastraling, of straling die wordt gebruikt voor therapie: alfa- of bètastraling.
Het farmacon (het geneesmiddel) bepaald waar de radioactiviteit naar toe gaat. Elke stof heeft zijn eigen kinetiek: waar het aan bindt, waar het wordt opgenomen.
Hebben de farmaca die voor radiofarmaca gebruikt worden een farmacologische werking?
In de nucleaire geneeskunde gebruiken we maar zeer kleine hoeveelheden van het stofje (nanomolairen), doordat het in die kleine hoeveelheden wordt gegeven heeft het (meestal) geen farmacologische werking.
Geef drie voorbeelden van biologische stoffen die radioactief gemaakt kunnen worden?
- Radioactief jodium, kan gebruikt worden voor het bestrijden van tumoren in de schildklier: normaal is het 127I-, de isotopen van jodium zijn 123I-, 124I-, 131I-.
- Radioactief water, maat voor perfusie: het zuurstofatoom kan van 16 naar 15 gaan.
- Radioactief glucose, maat voor stofwisseling: hydroxylgroep vervangen door een fluor-18-groep, hierdoor krijg je 18F-fluorodeoxyglucose (FDG).
FDG is chemisch net wat anders dan glucose, dit geldt niet voor de isotopen van water en jodium.
Wat is het nut van een gelator molecuul? En waar moet je rekening mee houden?
Je kunt ook een groter molecuul eraan vastzetten, een gelator molecuul. Hiermee kun je gemakkelijk later een stof radioactief maken door het te mengen met radioactief ijzer (zoals gallium), die worden dan ingevangen door de gelator. Daarmee kun je het molecuul gemakkelijk radioactief labelen. Je moet er wel op letten als je een radioactief molecuul maakt, dat het nog wel bindt aan dezelfde moleculen als dat het daarvoor deed. Anders zie je niet wat je wilt zien.
Wat zijn de essentiële eigenschappen van een radiofarmacon?
- Selectief voor een specifiek target in het lichaam
- Hoge aantrekkingskracht (affiniteit) voor het target
- Weinig opname in andere weefsels
- Radioactief label, behouden affiniteit
- Geschikte halveringstijd (gelieve een halfwaardetijd van een uur/paar uur, het moet ook weer niet te lang zijn).
Welke typen radioactiviteit zijn er?
Radioactief verval met deeltjes (met massa)
- Alfastraling: twee protonen en twee neutronen
- Bèta-straling: elektron (negatief geladen)
Radioactief verval met elektromagnetische straling (geen massa)
- Fotonen: hebben geen massa, alleen energie.
Wat is het doordringend vermogen en wat is het ioniserend vermogen?
Doordringend vermogen: hoever kan het zich door materie verplaatsen. Gamma > bèta > alfa.
Ioniserend vermogen: hoeveel ionen ioniseert het op zijn weg, hoeveel schade doet het aan. Alfa > bèta > gamma.
Hoe werkt een röntgenfoto?
Röntgenbuis zendt ioniserende straling uit: röntgenstraling. Deze straling wordt door de patiënt heen gestuurd, een deel van de straling wordt tegengehouden (geabsorbeerd), een ander deel komt door de patiënt heen (transmissie), de straling die er doorheen komt valt op een detector.
Hoe werken nucleaire technieken?
Je spuit een radiofarmacon in, dit laat je inwerken / verdelen in het lichaam, dan meet je de emissie (uitgezonden straling) van straling vanuit de patiënt. Bij nucleaire geneeskunde wordt 99M Technetium het meest gebruikt in onderzoek. 123 Jodium wordt gebruikt om de schildklier af te beelden.
Wat is het verschil tussen nucleaire geneeskunde en radiologie?
Bij de radiologie is er een apparaat die y-stralen vanuit het apparaat door het lichaam naar de detector stuurt. Bij nucleaire technieken gaan de y-stralen vanuit de patiënt naar de detector, de fotonen komen dus uit het lichaam en die worden gemeten.
Wat is positron emissie tomografie?
Een positron is ook een bèta-deeltje, maar een anti-elektron. Een positron vertrekt vanuit de kern van het radionuclide (emissie), het positron botst tegen een elektron in het weefsel. Hierna annihileren het positron en het elektron. Dit betekend dat de deeltjes verdwijnen en worden omgezet in energie (E = m * c^2). De energie die vrijkomt is 2 fotonen van 511 keV. Er ontstaan dus twee fotonen die in precies tegenovergestelde richtingen wegvliegen. Deze twee plaatsen worden gedetecteerd door en kristallen ring die rondom de patiënt zit. Uit deze twee plaatsen wordt de ‘hit’ berekend.
Wat is een Y-camera?
Een patiënt bevat een orgaan waar radiofarmaca in zitten. De farmaca zenden straling (y-stralen/fotonen) uit naar een collimator (raster van lood dat fotonen selectief doorlaat, alleen die stralen die loodrecht binnen vallen). Vervolgens worden door een kristal boven de collimator, de fotonen omgezet naar lichtflitsen die via fotomultiplier buizen worden doorgestuurd naar de computer en een beeld vormen. Je verliest hierbij wel veel informatie omdat de fotonen niet altijd loodrecht op de detector gericht zijn.
Wat is het verschil tussen een planaire opname en een SPECT?
Een twee dimensionale opname wordt een planaire opname genoemd. Een SPECT scan maakt 3D opnamen. Je kunt er een 3D plaatje van maken door de koppen om de patiënt heen te laten draaien. Dit is een sensitievere methode dan de planaire opname (kleinere dingen zijn zichtbaarder). Alle informatie wordt planair over elkaar heen geplaatst en bij een 3D plaatje kun je goed zien waar de afwijking zich bevindt.
Wat is het voordeel van een PET/CT vergeleken met een losse PET of CT?
Je kijkt bij de CT veel naar de anatomische informatie en bij de PET naar de fysiologische en metabole informatie. Tegenwoordig zijn alle PET-scans gecombineerd met een CT-scan. Zo kun je de beelden combineren. Je krijgt hierdoor een beter begrip van de beelden.
Welke andere hybride technieken kennen we naast de PET/CT?
SPECT/CT en PET/MRI.