ZO 4.3 Een erfelijke vorm van doofheid Flashcards
Welke gehoortesten kunnen we doen bij kleine kinderen?
Gehoorafwijkingen bij baby’s kunnen op verschillende manieren worden bepaald. De volgende testen kunnen worden gebruikt:
- OAE (oto-akoestische emissies): wanneer het oor wordt gestimuleerd door een korte stimulus, meestal een klik stimulus, komt er een paar milliseconden later een signaal terug uit het oor, een oto-akoestische emissie. Als de oren gezonde buitenste haarcellen hebben in het orgaan van Corti, zullen ze dit geluid kunnen produceren. Deze test heeft een hoge specificiteit en sensitiviteit en is door één persoon uit te voeren. Dit kan al bij een vier dagen oude baby worden uitgevoerd, omdat het minder afhankelijk is van de medewerking. Deze test wordt tegenwoordig in Nederland gebruikt voor gehoorscreening in de populatie gezonde pasgeborenen;
- BERA (Brainstem Evoked Response Audiometry): hierbij worden op het hoofd elektrische potentiaalveranderingen gemeten, die ontstaan door de verwerking van de stimulus in de gehoorzenuw en de auditieve banen en kernen in de hersenstam. Hierbij worden er korte klikgeluidjes aan het oor gegeven;
- ASSR (Auditory Steady State Responses): hierbij worden er ook elektrische potentiaalveranderingen gemeten, bij continu aangeboden sinusoïdale amplitude en/of frequent gemoduleerde tonen;
- ALGO: dit is een geautomatiseerde screening met een BERA.
Bij pasgeborenen wordt de nauwkeurigste informatie verkregen via objectieve tests. Met de BERA en de ASSR worden de gehoordrempels bepaald. Met de conventionele BERA kan alleen het gebied voor hoge tonen worden onderzocht en met ASSR kan ook het middentonen gebied worden onderzocht. Meestal is aanvullend impedantiemetrie nodig.
Wat zijn de voordelen van de OAE-test?
OAE, BERA (ALGOL) Voordeel OAE: hogere specificiteit en sensitiviteit, door 1 persoon uit te voeren, minder afhankelijk van medewerking, kan al bij 4 dagen oude baby’s uitgevoerd worden.
Op het audiologenspreekuur meldt zich een ouderpaar waarvan het kind onlangs bij het consultatiebureau geweest was. Daar was ontdekt dat het gehoor van de enkele maanden oude baby afwijkend was.
Noem 4 aandachtsgebieden waar de audioloog tijdens de anamnese verder op zal doorvragen. Geef per aandachtsgebied de specifieke punten aan.
- familie-anamnese naar gehoor- en andere aangeboren of familieafwijkingen, consanguïniteit van de ouders, erfelijkheid
- ziekten tijdens de zwangerschap zoals rubeola en rhesusantagonisme
- problemen tijdens de partus en de APGAR-score
- overige afwijkingen die veel worden samen gevonden bij syndromale afwijkingen, zoals anomalieën in het gelaat, aan de hals afwijkingen aan handen en voeten (bijv aan handlijnen of syndactylie)
Op het audiologenspreekuur meldt zich een ouderpaar waarvan het kind onlangs bij het consultatiebureau geweest was. Daar was ontdekt dat het gehoor van de enkele maanden oude baby afwijkend was.
De familieanamnese is positief. Bij navragen worden er geen overige afwijkingen gevonden. Bij lichamelijk onderzoek vind je geen afwijkingen aan het uitwendige oor, de gehoorgang, en het trommelvlies en algemeen lichamelijk onderzoek levert ook geen bijzonderheden op.
In welk opzicht helpt deze informatie je bij het stellen van een diagnose?
Omdat de familieanamnese positief is, wordt er meer nagedacht over een erfelijke oorzaak. Hierbij wordt eerder gedacht aan niet-syndromaal gehoorverlies, omdat er verder geen andere afwijkingen voorkomen in de familie of bij dit kind.
Wat zijn oto-akoestische emissies en hoe worden ze gemeten?
Oto-akoestische emissies (OAE’s) zijn trillingen die gegenereerd worden door de uitwendige haarcellen in het orgaan van Corti. De trillingen worden door het middenoor naar de gehoorgang doorgegeven en het trommelvlies brengt de lucht in de gehoorgang in trilling. De OAE’s kunnen geregistreerd worden. Er wordt een klik-geluidje als stimulus toegepast, waarna een gezond oor een OAE uitzendt. De aanwezigheid van een OAE wijst op een normale functie van het middenoor.
Wat is brainstem evoked response audiometry (BERA) en hoe wordt het gemeten? Waarom zouden andere land(sdel)en, zoals in Duitsland en Vlaanderen hebben gekozen voor een geautomatiseerde screening met een BERA (ook wel ALGO-screening genoemd naar de leverancier van het toestel)?
BERA meet extracellulaire potentialen ten gevolge van synchrone activiteit in ascenderende akoestische banen in de hersenstam die opgewekt wordt door auditieve stimuli; Via een hoofdtelefoon worden geluidjes aangeboden aan de patiënt. Op deze manier kan de gehoordrempel van de hoge tonen worden bepaald en kunnen eventuele stoornissen worden vastgesteld.
Wat is het verschil tussen een afwijkende BERA met een afwijkende OAE én een afwijkende BERA met een normale OAE? En waarin komen ze overeen?
Beiden geven aan dat er sprake is van een perceptief gehoorverlies. Een goede OAE uitslag in combinatie met een slechte BERA kan men vinden bij een niet-aangelegde n.VIII (overigens een zeer zeldzame afwijking) bij een normale cochlea.
Wat is er zo afwijkend aan de samenstelling van de endolymfe?
Zeer hoog [K+], nog hoger dan intracellulair, zeer laag [Na+], nog lager dan intracellulair.
Wat is de rol van de stria vascularis bij de samenstelling van de endolymfe?
De stria vascularis scheidt m.b.v. actief transport kaliumionen in de endolymfe uit.
Waaruit bestaat de wand van de stria vascularis?
Er is bekend dat de wandcellen in de stria vascularis basolateraal zeer veel Na+/K+-ATPase transporters hebben terwijl de apicale membraan (de membraan die in contact staat met endolymfe) vrij veel natrium- en kaliumkanalen heeft.
Wat doet de Na+/K+-ATPase in de stria vascularis?
De basolaterale Na⁺/K⁺-ATPase transporters pompen natrium de cel uit en kalium de cel in. De vrij hoge Na⁺/K⁺-conductantie van het apicale gedeelte zorgt ervoor dat de samenstelling van het endolymfe steeds hetzelfde blijft als de intracellulaire samenstelling van de wandcellen van de stria vascularis, een hoog [K⁺] en laag [Na⁺].
Het apicale gedeelte van de haarcellen staat in contact met endolymfe.
Wat is de Nernstpotentiaal (= evenwichtspotentiaal) voor kaliumionen over de apicale haarcelmembraan (zie p. 46 van Purves voor formule)?
EK=61 mV log([Ko]/[Ki])
Wat wordt bedoeld met de term endocochleaire potentiaal en hoe groot is hij normaal?
Het potentiaalverschil tussen endolymfe en perilymfe. Normaal is endolymfe ongeveer 80 mV positief t.o.v. perilymfe.
Hoeveel bedraagt dan het potentiaalverschil over de apicale haarcelmembraan bij een rustmembraanpotentiaal van haarcellen (t.o.v. perilymfe) van –45 mV?
-45-80= - 125 mV
Bij welke membraanpotentiaal van de haarcel (t.o.v. perilymfe) zal de netto kaliumflux nul worden?
Om een netto kaliumflux van 0 over de apicale membraan te krijgen moet het potentiaalverschil over de apicale membraan gelijk zijn aan de Ek zoals berekend in vraag 12, dwz over de apicale membraan. Die is (ongeveer) +3.5 mV. Aangezien de endolymfe (ongeveer) 80 mV positief is tov de perilymfe moet het potentiaalverschil tussen intracellulair en perilymfe dus 80+3.5=83.5 mV zijn. (en dit betekent een depolarisatie van 83.5 + 45 = 128.5 mV t.o.v. de membraanpotentiaal in rust, die ongeveer -45 mV is over de basale membraan).
Onder wat voor omstandigheden wordt deze potentiaal (-128,5 mV) bereikt en wat betekent dat voor de rol van kaliumionen aan de apicale zijde?
Deze potentiaal wordt nooit bereikt. Dit betekent dus dat de kaliumflux altijd inwaarts, dwz depolariserend is, zolang de endocochleaire potentiaal zijn normale waarde heeft en de kaliumconcentraties verdeeld zijn volgens tabel 1.
De apicale zijde bezit nauwelijks kaliumkanalen, maar heeft wel transductiekanalen.
Wanneer openen die?
Bij afbuiging van de stereocilia. Deze transductiekanalen zijn niet-selectieve kationkanalen, dat wil zeggen dat ze natrium- en kaliumionen ongeveer even goed doorlaten.
Zou de functie van de transductiekanalen erg verschillend worden als het in plaats van niet-selectieve kationkanalen, kaliumkanalen waren? Met andere woorden: wat is de bijdrage van de apicale natriumconductantie?
Die is zeer gering. De natriumconcentratie in de endolymfe is zeer laag vergeleken met de kaliumconcentratie, daardoor zal er relatief weinig Na+ naar binnen stromen.
Aan de basolaterale zijde staan de haarcellen in contact met een vloeistof die sterk lijkt op perilymfe.
Wat is de Nernstpotentiaal voor kaliumionen over de basolaterale haarcelmembraan?
EK=61 mV log([Ko]/[Ki])=-88 mV (bij fysiologische temperatuur, zie voor toelichting het antwoord op vraag 12).
Wat betekent dit voor de rol van kaliumionen aan de basolaterale zijde?
Die is tegengesteld aan de rol die ze aan de apicale zijde spelen: basolaterale efflux van kaliumionen zorgt voor hyperpolarisatie.
Wat is op grond van de Nernstpotentialen aan beide zijden dus de meest waarschijnlijk richting waarin kaliumionen zich zullen bewegen: van apicaal naar basaal of van basaal naar apicaal?
Van apicaal naar basaal: netto flux apicaal inwaarts en basaal uitwaarts.
Wat doet het eiwit connexin-26 in het oor?
Connexin 26 vormt gap junctions in het binnenoor. Deze gap junctions werken niet goed meer als het gen gemuteerd is. Dit is verreweg de meest voorkomende vorm van erfelijke, niet-syndromale slechthorendheid, die verantwoordelijk is voor meer dan de helft van de gevallen.
Wat zijn gap junctions?
Gap junctions vormen een verbinding tussen naast elkaar liggende cellen. Ze worden gevormd door eiwitten, de connexins, die samen een kanaal vormen. Bij gap junctions liggen deze kanalen in verschillende cellen direct aansluitend, waardoor een intercellulair kanaal, een continue verbinding tussen de beide cellen wordt gevormd, die doorgankelijk is voor ionen, kleine metabolieten of second messenger moleculen. Het connexin26 eiwit komt vooral tot expressie in stria vascularis, limbus, lig. spirale en de steuncellen van het orgaan van Corti
Komen gap junctions alleen in het binnenoor voor?
Nee, in epitheliale weefsels, maar ook bijv. in glad spierweefsel, hartspierweefsel, of het centraal zenuwstelsel.