HC 1.4 Motoriek Flashcards

1
Q

Hoe ziet het motorische netwerk van zenuwen eruit?

A

De grote cellichamen van de motorneuronen liggen in het ruggenmerg in de ventrale hoorn, en hersenstam (dit zijn de typische pyramide cellen). De axonen vormen samen met de sensibele neuronen de spinale zenuwen en deze gaan via perifere zenuwen naar de myotomen. Ziekten zoals ALS hebben hier invloed op: zorgen voor een verminderde activiteit van de motorneuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doen motorneuronen?

A

1 motorneuron innerveert met zijn axonen meerdere spiervezels. Dus een hele spier wordt geïnnerveerd door meerderen motorneuronen. Een spier met veel motorneuronen zorgt voor fijne controle. motor unit = motoneuron + spiervezels. Als een motorneuron actief is dan zijn al die spiervezels ook actief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar krijgen motorneuronen de input van?

A
  • sensibele input (primaire afferenten van motoneuron)
  • centrale verwerking
  • motorisch output
    De eerste input die de motorneuronen ontvangen is het signaal van de bijbehorende sensibele neuron van die spier. Het cellichaam van het sensibele neuron ligt buiten het ruggenmerg, in de dorsale wortel. Deze maakt dus een synaps met het motorneuron aan de ventrale zijde, vaak in hetzelfde segment.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de verschillende inputten waarvandaan motorneuronen informatie krijgen?

A
  • Eerste input: primaire afferenten uit spinaal ganglion → monosynaptische reflex
  • Tweede input: interneuronen (schakelcellen) → polysynaptische reflex (het ene neuron moet meer gaan werken (exciterend) en het andere neuron moeten minder gaan werken (inhiberend) en daarom heb je interneuronen nodig, omdat het neuron maar 1 type neurotransmitter kan maken). Hierdoor kun je lokale reflex circuits ontwikkelen.
  • Derde input: cortico-spinale banen (pyramidebaan): hierdoor kun je vrijwillig bewegen. Dit kruist ten hoogte van de pyramides in de hersenstam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn voorbeelden van extra-pyramidale systemen?

A
  • Cerebellum: fijne motoriek
  • Basale ganglia: starten en stoppen van bewegingen
    Deze oefenen invloed uit op de pyramidale baan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voorbeelden van stoornissen in de basale ganglia?

A
  • Parkinson
    o problemen met starten
    o Tremor
  • Huntington
    o problemen met stoppen (Chorea): alle bewegingen die de primaire motorische cortex bedenkt worden ook uitgevoerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het gevolg van een cerebellaire stoornis?

A

Cerebellaire stoornis –> ataxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly