VO.2 - Anatomie van de vrouwelijke genitaliën Flashcards

1
Q

Noem vijf anatomische verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke bekkens?

A
  1. Breder bekken bij vrouwen.
  2. Ovale bekkeningang bij vrouwen, hartvormig bij mannen.
  3. Lager liggende bekkenkam bij vrouwen.
  4. Breder schaambeen bij vrouwen.
  5. Grotere hoek onder de pubisboog bij vrouwen (>90°).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Q: Wat is een femorale breuk?

A

A: Een breuk waarbij de inhoud van het abdomen door het femorale kanaal naar buiten puilt, vaak bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Q: Welke structuren lopen door de lacuna vasorum en lacuna musculorum?

A
  1. Lacuna vasorum: A. femoralis, V. femoralis, R. femoralis van de n. genitofemoralis.
  2. Lacuna musculorum: M. iliopsoas, N. femoralis, N. cutaneus femoris lateralis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Q: Welke anatomische structuren zorgen voor de lubricatie van het vestibulum vaginae tijdens seksuele opwinding?

A

A: De glandula vestibularis major (klier van Bartholin) en de bulbus vestibuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Q: Wat zijn de verschillen in de cervix uteri tussen de preparaten?

A

A: Variaties in vorm, grootte, en de structuur van het epitheel (bijvoorbeeld ectocervix vs. endocervix).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Q: Wat is het verloop van de n. pudendus?

A
  1. Ontstaat uit de plexus sacralis.
  2. Loopt door het foramen ischiadicum majus.
  3. Gaat terug door het foramen ischiadicum minus.
  4. Loopt door de canalis pudendalis.
  5. Verdeelt zich in takken voor perineale structuren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Q: Wat zijn de aanhechtingspunten van de ligg. inguinale, sacrospinale, en sacrotuberale?

A
  • Lig. inguinale: Van de spina iliaca anterior superior naar het tuberculum pubicum.
  • Lig. sacrospinale: Van de spina ischiadica naar het sacrum.
  • Lig. sacrotuberale: Van het sacrum naar het tuber ischiadicum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Q: Welke structuren liggen caudaal en craniaal van de fascia perinei?

A

Caudaal: M. ischiocavernosus, M. bulbospongiosus, M. transversus perinei superficialis.

Craniaal: M. transversus perinei profundus, M. sphincter urethrae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Q: Waar ligt de membrana obturatoria en welke structuren lopen door de canalis obturatorius?

A

A: De membrana obturatoria bevindt zich in het foramen obturatum. Door de canalis obturatorius lopen de N. obturatorius en de A. en V. obturatoria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly