HC.7 - Perinatale morbiditeit en mortaliteit (week 7 hc) Flashcards
Q: Wat is de definitie van perinatale sterfte?
A: Het aantal sterfgevallen per 1.000 dood- en levendgeborenen vanaf een zwangerschapsduur van 22 weken tot 7 dagen postpartum.
Q: Wat zijn de componenten van perinatale sterfte?
Foetale sterfte: Doodgeboorte vanaf 24 weken.
en
Vroege neonatale sterfte: Overlijden in de eerste week postpartum.
Q: Wat is maternale sterfte?
A: Overlijden van een vrouw door directe of indirecte oorzaken tijdens de zwangerschap, bevalling, of binnen 43 dagen postpartum.
Q: Wat zijn de drie categorieën van maternale sterfte?
- Direct: Gerelateerd aan zwangerschap, zoals pre-eclampsie, sepsis.
- Indirect: Door bestaande ziekten verergerd door de zwangerschap, zoals hart- en vaatziekten.
- Toevallig: Niet-gerelateerd, zoals trauma of kanker.
Q: Welke factoren verhogen het risico op maternale sterfte?
- Hogere leeftijd van de moeder
- Allochtone herkomst
- Obesitas
- keizersneden
- Chronische aandoeningen (bijv. diabetes)
Q: Wat is de rol van sociale ongelijkheid bij perinatale sterfte?
A: Armoede en etniciteit vergroten de kans op perinatale sterfte door beperkte toegang tot zorg en slechtere leefomstandigheden.
Q: Welke interventies kunnen maternale sterfte verminderen?
- Gebruik van magnesiumsulfaat bij pre-eclampsie
- Betere prenatale zorg en voorlichting
- Tijdige medische interventie bij complicaties
Q: Wat is de impact van goede verloskundige zorg op perinatale sterfte?
A: Het kan sterfte aanzienlijk verminderen door tijdige detectie en behandeling van complicaties zoals groeivertraging of prematuriteit.
Q: Wat is sociale verloskunde?
A: Een benadering die zich richt op het verbeteren van zwangerschapsuitkomsten door sociale factoren zoals armoede en etniciteit aan te pakken.
Q: Welke strategieën vallen onder sociale verloskunde?
- Verbetering van leefomstandigheden
- Verhoogde toegang tot prenatale zorg
- Ondersteuning bij gezinsplanning