Slimbuddy Flashcards
Multipel Myeloom (MM):
- komt voornamelijk bij ouderen voor
- meer bij mannen dan bij vrouwen
- kwaadaardige woekering van plasmacellen in het beenmerg
- kan zorgen voor orgaanschade: osteolytische laesies, anemie, nierfunctiestoornissen, hypercalciëmie en verhoogd risico op infecties
- een symptoom waarmee iemand zich kan presenteren is: rugpijn of andere pijn aan botten
- bij lo kan er pijn zijn aan een botstructuur, kloppijn over de wervelkolom of verminderd plassen
- MM kan niet worden genezen
- de behandeling is dus altijd palliatief
- behandeling met chemo-immunotherapie
Diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL):
- de meest voorkomende vorm van non-Hodgkin lymfoom
- typische presentatie met B-symptomen: koorts, nachtzweten en gewichtsverlies
- verder kan het zich presenteren met pijnloze lymfeklierzwelling, maar het kan zich ook in andere organen presenteren, zoals de milt
- diagnose stellen: histologisch onderzoek met daarna een stageringsonderzoek d.m.v. een PET-scan
- DLCBL zie je vooral bij wat oudere mensen
- gewichtsverlies, nachtzweten en koorts zijn typisch voor een lymfoom
- het DLBCL kan door verschillende mutaties veroorzaakt worden, waaronder MYC
- de behandeling van DLBCL bestaat uit R-CHOP
- in veel gevallen wordt er gestreefd naar een curatieve behandeling
Acute Myeloïde Leukemie (AML):
- ophoping van onrijpe, niet functionele blasten die de normale bloedcelvorming ernstig onderdrukken
- snel progressieve klachten
- onrijpe cellen in de leukocytendifferentiatie
- verminderde bloedcelvorming door verdringing
- anemie als gevolg daarvan, dus bleekheid en vermoeidheid
- trombocytopenie, dus snel blauwe plekken, snel bloedingen en petechiën
- leukocytopenie, uitend in infecties
- het wordt veroorzaakt door mutaties in het DNA
- AML is een heterogene ziekte, waarbij verschillende mutaties (en combinaties ervan) de ziekte veroorzaken
- een mogelijke mutatie is NPM1-mutatie
- standaardbehandeling: 2 chemotherapie kuren, gevolgd door nog een chemokuur, een allogene of autologe SCT
- in veel gevallen is curatie nog mogelijk
Chronische Lymfatische Leukemie:
- presenteert zich vaak met chronische en minder levensbedreigende symptomen
- de normale bloedcelvorming is hierbij in mindere mate onderdrukt, waardoor klachten van anemie, leukocytopenie en trombocytopenie niet verwacht worden
- bij CLL worden minder uitgesproken of geen afwijkingen verwacht in de anamnese en het lichamelijk onderzoek
welk vervolgonderzoek is aangewezen bij een verdenking op een hematologische ziekte?
Immunofenotypering op perifeer bloed
daarbij worden met behulp van antilichamen, antigenen (CD markers) op de membraan aangekleurd. de verschillende rijpingsstadia en de verschillende cellijnen brengen andere CD-markers tot expressie, waardoor differentiatie tussen de verschillende cellen mogelijk is.
Bij welke van onderstaande AML-patiënten in een 1e complete remissie na 2 kuren heeft een allogene stamceltransplantatie
de voorkeur boven chemotherapie of een autologe stamceltransplantatie als consolidatiebehandeling?
Intermediate risk AML met MRD en laag risico op TRM
welke gebieden en celtypen zijn betrokken bij de filtering van de bloedbaan in de milt?
macrofagen en rode pulpa
waardoor ontstaan de klachten bij longkanker pas vaak laat?
- longweefsel heeft geen zenuwen en geeft daarom geen pijn
- longtumoren zijn niet palpabel
- er is een grote reservecapaciteit door de twee long
- klachten worden vaak aan een andere diagnose gekoppeld
- longtumoren metastaseren erg snel
symptomen bij syndroom van Horner:
- miosis (vernauwde pupil)
- ptosis (afhangend ooglid)
- anhydrosis (niet kunnen zweten)
- enoftalmie (terugzakken van de oogbol in de oogkas)
- (schouderpijn)
–> komt vaak eenzijdig voor
wat is exophthalmus?
uitpuiling van de oogbol
adenocarcinoom van de long:
- maakt 40% uit van alle niet-kleincellige carcinomen
- stijgende incidentie
- is perifeer gelegen
- worden vaker gezien bij vrouwen
- worden ook vaker op jonge leeftijd gezien
- deze carcinomen zijn niet altijd aan roken gerelateerd
veel drivermutaties, zoals EGFR en K-RAS
-n
longcarcinomen metastaseren vaak naar:
- botten
- lever
- hersenen
- pleura
- bijnieren
- andere long
wat is het aangewezen aanvullende onderzoek bij verdenking op longcarcinoom?
- CT-thorax
- op een CT-scan kan iets worden gezegd over de grootte, de ligging, het aspect van de tumor, de doorgroei in de thoraxwand of het mediastinum, de lymfeklieren en metastasen op afstand
- ook kleinere tumoren zijn waarneembaar
- bij een CT-scan wordt aak gekozen om de bovenbuik ook mee te scannen voor eventuele metastasen in de lever of bijnieren
behandeling van een niet-kleincellig longcarcinoom per stadium:
- stadium 1: operatie
- stadium 2: operatie in combinatie met adjuvante therapie
- stadium 3: een combinatie van chemotherapie en bestraling
- stadium 4: chemotherapie en/of immuuntherapie of gerichte behandelingen
wanneer spreken we bij een longcarcinoom per definitie van een stadium 4?
als er metastasen op afstand zijn
radiotherapie maakt geen deel uit van de behandeling bij een stadium 4 longcarcinoom
stadiëring van het longcarcinoom:
- stadium 1: lokale ziekte, in één longkwab, geen lymfekliermetastasen
- stadium 2: grotere tumoren
- stadium 3: lokaal gevorderd, beperkt tot één helft van de borstkas, maar met lymfeklieren in het mediastinum óf de tumoren zijn groter
- stadium 4: uitgezaaide longtumoren, afstandmetastasen
in het geval van een pneumothorax wordt een verhoogde luchthoudendheid van de long verwacht, niet een besluiering op de X-thorax.
een pneumonie geeft een niet-egale besluiering op een X-thorax
zowel atelectase als pleuravocht geven gedempte percussie. ook geven ze allebei egale besluiering op een X-thorax. het verschil tussen atelectase en pleuravocht is te maken door te kijken naar het mediastinum:
- indien het mediastinum naar de aangedane zijde is verplaats, is atelectase waarschijnlijker
- indien het mediastinum van de aangedane zijde af is verplaatst, is pleuravocht waarschijnlijker