HC 13.5: Virussen bij baarmoederhalskanker Flashcards

1
Q

in Nl krijgen jaarlijks ruim 700.000 vrouwen de oproep voor het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.
en ongeveer 8.000 vrouwen worden per jaar verwezen naar een gynaecoloog vanwege een afwijking van het bvo.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anatomie en positie van de baarmoeder:

A
  • de baarmoeder zit gelegen tussen de blaas en de darm
  • de blaas zit zelfs voor een stukje vast aan de baarmoeder
  • en aan de baarmoeder zitten de eileiders en daaraan weer de eierstokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

baarmoederhalskanker ontstaat echt in het uiterste deel van de baarmoeder, de baarmoederhals. en de baarmoeder en baarmoederhals zijn echt 2 verschillende organen. en baarmoederkanker en baarmoederhalskanker zijn dus ook echt twee verschillende dingen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ziet een normale baarmoederhals/cervix er uit?

A
  • het is een glad slijmvlies
  • net zo glad als de binnenkant van je wang
  • maar een normale cervix kan er ook niet helemaal glad uitzien en dan is het dus niet meteen afwijkend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom zijn de baarmoedermond, de anus en de nasopharynx at risk voor het ontstaan van HPV gerelateerde kanker?

A
  • het heeft te maken met de weefsellas
  • op die plekken heb je een overgang van cilindrisch epitheel (1 cellaag dik) naar plaveisel epitheel (heel veel cellagen dik)
  • en precies op die overgang kan het HPV virus zich gaan nestelen en daar voor problemen gaan zorgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in welk gebied van de baarmoederhals vindt dan die overgang van epitheel soort plaats?

A
  • om de opening van de baarmoedermond heen, bevindt zich de transformatie zone
  • en afhankelijk van het punt van je vruchtbare periode waarin je je bevindt, verandert die transformatie zone
  • bij postmenopauzale vrouwen ligt het helemaal naar binnen, en dus om de opening
  • en vrouwen die in de vruchtbare leeftijd zijn, ligt die overgang meer naar buiten toe
  • en die transformatie zone/overgang is dus de plek waar de overgang van die 2 soorten epitheel plaatsvindt
    –> en dat is dus ook de zone die bekeken wordt en waar de afwijking zich kan bevinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de afwijking van de cervix begint ook altijd in de transformatie zone.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe willen we die afwijkingen van de cervix opsporen?

A

we maken een uitstrijkje
- er wordt een speculum/eendenbek ingebracht
- vervolgens wordt met een soort borsteltje, langs/in de baarmoederhals, de plaveiselcellen en de cilindrische cellen ‘opgepakt’
- we hebben dan dus een soort swap/monster van de cellen van de baarmoederhals genomen
- dat borsteltje wordt dan vervolgens in een potje naar het laboratorium gebracht
- er wordt dan eerst gekeken of er HPV wordt gevonden in de swap
- is het HPV positief, dan gaan we pas verder kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doen we als bij een uitstrijkje blijkt dat het HPV positief is?

A
  • dan gaan we in het lab kijken naar de cytologische kenmerken van de uitgestreken cellen
  • dus: hoe zien alle cellen er uit? wat voor cellen zitten er in het preparaat? zijn het cilinder cellen of plaveisel cellen? zien we tekenen van infectie?
  • en op basis daarvan geven we er een bepaalde classificatie aan
  • dat doen we aan de hand van de pap-smear classificatie
  • je krijgt dus een uitslag over die classificatie en op basis daarvan weet je wat de vervolgstappen zijn en weet de huisarts dus ook of iemand doorverwezen moet worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom kijken we bij een uitstrijkje naar HPV?

A

we weten dat als er HPV aanwezig is in het uitstrijkje, dat dat dan een goede voorspeller is dat er meer aan de hand kan zijn
- we weten dat als er geen HPV wordt gevonden, dat de kans dat er een afwijking (voorloperstadium van kanker) aan de cervix wordt gevonden met het uitstrijkje, heel erg klein is
- de kans is dan niet 0 op het hebben van cervix kanker, maar wel heel erg klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat veroorzaakt cervixcarcinoom?

A
  • Humaan Papilloma Virus (HPV)
  • het is een klein virus
  • en die is niet zelf in staat om tot replicatie te komen
  • daarvoor heeft hij hulp nodig van de gastheercel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

microscopische structuur HPV:

A
  • klein virus, 55 nm (ongeveer 130x kleiner dan een ery)
  • hij heeft aan de buitenkant een Icosaedrische mantel
  • en die mantel bestaat uit 72 capsomeren
  • en elk capsomeer bestaat uit 2 eiwitten, de L1 en L2 capside eiwitten
  • het virus bevat circulair DNA
  • en het virus is afhankelijk van een gastheercel voor zijn replicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

genomische structuur HPV:

A

je kan het genoom van dit virus verdelen in 3 gebieden
1. LCR (Long Control Region)
- dit is een DNA gebied waar het startpunt van DNA replicatie zich bevindt. en je hebt daar promotors en enhancers voor de regulatie van genen.
2. Vroeg gebied, ook wel Early Genes
- transcriptie van vroege genen (E1, E2, E4, E5, E6 en E7)
3. Laat gebied, ook wel late genes
- transcriptie van late genen (L1 en L2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het HPV virus zoekt bepaalde cellen op en in dit geval cellen in de basale laag van het epitheel.

A

en door een wondje heeft het virus de kans om in die basale laag binnen te dringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe werkt de infectie met het HPV?

A
  • het virus bereikt de basale laag in het epitheel
  • er is dan een receptor op de cellen in die laag, waaraan het virus kan binden
  • het virus kan dan de cel binnendringen door endocytose
  • zodra het virus in de cel zit, komen celproteasen in actie
  • die gaan de virale mantel afbreken
  • het virale DNA komt daardoor vrij
  • dat DNA gaat naar de kern
  • en het virus maakt dan gebruik van de eiwitten die al aanwezig zijn in de kern van de cel
  • de transcriptie van virale genen begint
  • er worden dan als eerste 2 genen getranscribeerd, E6 en E7
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de cellen in de basale laag, zijn cellen die prolifereren, voordat zij beginnen te differentiëren.

A

dus als het virus wil repliceren, moet hij cellen hebben die aan het prolifereren zijn, omdat op dat moment die cellen de eiwitten expresseren die nodig zijn voor replicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de eerste eiwitten die worden geproduceerd door het virus (door de genen in de cel te transcriberen) hebben als doel om de gastheercel te stimuleren om te blijven prolifereren. hoe zorgen die eiwitten daarvoor?

A
  • E5 eiwit kan zorgen voor stimulatie van de epidermale groeifactor-receptor (zodat de cel dus geen groeifactor meer nodig heeft om te gaan delen en prolifereren)
  • E6 eiwit zorgt voor onderdrukking van apoptose, de cel kan dus niet meer in apoptose gaan
  • E7 eiwit zorgt voor onderdrukking van de celcyclus controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

mechanisme van apoptose:

A
  • als een normale cel, cellulaire ‘stress’ ervaart, dan komt het p53 eiwit in actie
  • en die kan de celcyclus even ‘on hold’ zetten, zodat er mogelijk iets gerepareerd kan worden
  • maar als het niet hersteld kan worden, dan gaat de cel in apoptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat doet E6 eiwit op het mechanisme van apoptose?

A
  • E6 zorgt voor afbraak van het p53 eiwit
  • E6 zorgt er namelijk voor dat er een ubiquitin ligase bindt aan het p53 eiwit
  • daardoor vindt er ubiquinatie plaats van het p53
  • en daardoor wordt het p53 afgebroken
  • en als er geen p53 aanwezig is, kan een cel ook niet in apoptose gaan
20
Q

pRB en E2F en celcyclus controle (wanneer er een celcyclus arrest is):

A
  • als een normale cel niet moet gaan delen, dan zit E2F gebonden aan pRB
  • doordat het E2F gebonden zit, is het niet in staat om aan de promotor van de target genen te binden
  • daardoor krijg je dus geen transcriptie van de targetgenen
  • en daardoor blijft de cel in G1 (celcyclus arrest)
21
Q

pRB en E2F en celcyclus controle (wanneer de cel gaat delen/ prolifereren):

A
  • als de cel moet gaan delen, dan wordt pRB door CDK4 gefosforyleerd
  • E2F komt daardoor vrij
  • E2F kan dan binden aan de promotor van de target genen
  • dan komen celcyclus regulerende genen tot expressie
  • die zorgen voor progressie van G1 naar S-fase
  • en er vindt dus celproliferatie plaats
22
Q

E7, pRB en E2F; onderdrukking van de celcyclus controle door E7:

A
  • E7 bindt aan pRB
  • daardoor kan E2F niet meer aan pRB binden, waardoor het E2F vrijkomt
  • daardoor kan E2F weer binden aan promotors
  • en zo komen er dus genen, die normaal niet tot expressie zouden moeten komen, tot expressie
  • en die gaan celcyclus regulerende genen tot expressie brengen
  • en die zorgen voor progressie G1 naar S-fase
  • en daardoor ontstaat dus celproliferatie/deling
23
Q

samenwerking tussen E7 en E6:

A
  • ze werken samen
  • omdat aan de ene kant als E7 tot expressie komt, de cel een signaal zou moeten krijgen om tot apoptose over te gaan, door eiwit p53
  • maar doordat E6 er voor zorgt dat het p53 wordt afgebroken, gaat de cel niet in apoptose
  • daardoor kan de cel gaan prolifereren en uiteindelijk dysplasie ontstaan
24
Q

fase 1 van de HPV infectie is dus:

A

stimuleren van de proliferatie van de gastheercel door E6/E7

25
Q

fase 2 van de HPV infectie:

A

Virusreplicatie
- op een gegeven moment komt E2 tot expressie
- en dat E2 remt de expressie van E6 en E7
- en het E2 zorgt voor de activatie van de productie van E1
- en E1 is een DNA helicase
- op dat moment gaat er namelijk replicatie plaatsvinden
- alle eiwitten van de gastheercel die aanwezig zijn voor DNA replicatie, kunnen nu gebruikt worden door het virus voor zijn eigen DNA replicatie

26
Q

fase 3 van de HPV infectie:

A

Assemblage en export van viruspartikels
- er vindt productie plaats van L1/L2 en E4 en die komen dus tot expressie
- de mantel wordt gevormd
- en er komt een kapsel om het DNA van het virus heen
- we krijgen dan dus dat de cellen niet meer gaan prolifereren, maar gaan differentiëren
- daardoor komen de viruspartikels vrij
- en die viruspartikels kunnen dan weer nieuwe cellen infecteren

27
Q

maar gelukkig hebben we een immuunsysteem, die voor clearance van het virus/geïnfecteerde cellen gaat zorgen. dus in principe zijn we na de reactie van het immuunsysteem weer virus vrij.

A
28
Q

maar hoe ontstaat dan toch een cervixcarcinoom (A)?

A
  • er blijft soms toch infectie hangen, er is een persisterende infectie
  • niet alle geïnfecteerde cellen worden hierbij opgeruimd door het immuunsysteem
  • dat kan bijv. komen door een onderdrukking van de lokale immuunrespons (dat is vaak zo bij hoog risico HVP virussen)
29
Q

maar hoe ontstaat dan een cervixcarcinoom (B)?

A
  • als er virus DNA blijft hangen in de cel, dan is er de kans dat er een breuk ontstaat in het virale DNA
  • we gaan dan van circulair DNA, naar lineair DNA
  • en een lineair DNA heeft de kans om te kunnen integreren in het genoom van de gastheercel
    –> en dat is waar het mis gaat
  • als het DNA circulair blijft is er niks aan de hand
  • maar zodra het lineair wordt kan het gaan integreren in het DNA van de gastheercel
  • dat breekpunt ontstaat vaak in het gen voor E2
  • en de functie van E2 eiwit is om de expressie van E6 en E7 naar beneden te halen
  • als E2 dus niet meer tot expressie komt, blijft er permanente expressie van E6 en E7
  • de cel blijft dan dus prolifereren
  • er ontstaat dan uiteindelijk genomische instabiliteit
  • en dat kan zorgen voor de progressie naar kanker
30
Q

hoe lang duurt het van moment van infectie tot het hebben van invasieve cervixkanker?

A

kan wel 10 tot 30 jaar duren

31
Q

hoeveel HPV types zijn er?

A

> 200

32
Q

HPV16 en HPV18 zijn het belangrijkst, niet alleen voor baarmoederhalskanker, maar ook voor andere HPV gerelateerde kankers.
deze 2 types zorgen samen voor ongeveer 70% van alle HPV gerelateerde kankers.

A
33
Q

de vaccinaties die wij in Nederland geven tegen HPV, tegen welke types zijn die gericht?

A

HPV16 en HPV18
alle andere types zitten dus niet in het vaccin

34
Q

hoe wordt HPV overgedragen?

A
  • door seksueel contact
  • het is eigenlijk gewoon een soa
  • HPV is heel besmettelijk
  • en als je het bij je draagt, wil niet meteen zeggen dat je cervixcarcinoom krijgt, maar je draagt het wel altijd bij je en je kan het dus ook overdragen
  • je kan het krijgen door huid-huid contact of door slijmvlies contact
35
Q

wie is er ‘at risk’ voor HPV?

A

iedereen die seks heeft
je ziet dan ook een piek in de prevalentie van HPV bij de leeftijdsgroep rond de 20 jaar

36
Q

wat is het gevolg van een HPV infectie?

A
  • als je een goed immuunsysteem hebt, dan ruimt je lichaam het op en dan merk je er dus niks van
  • wratten (handen, stembanden, genitaal, anaal)
  • dysplasie (afwijkende cellen en dus een soort vooloperstadium van kanker, dat is goed te behandelen)
  • carcinoom (van cervix, vagina, vulva, anus, penis, huid, tong, nasopharynx) ongeveer 5% van alle carcinomen wereldwijd is HPV gerelateerd
37
Q

80% van alle HPV infectie gaat vanzelf voorbij.
maar er is dus ook een groep vrouwen die die HPV infectie houdt. dat zijn vaak vrouwen die afwijkingen/problemen hebben van het immuunsysteem.

A
  • de gemiddelde duur van een HPV infectie is 6-14 maanden.
  • die 20% die de infectie houdt, ontwikkelt uiteindelijk een premaligne afwijking, een voorloper stadium van baarmoederhals kanker.
  • uiteindelijk ontwikkelt minder dan 1% kanker .
38
Q

risicofactoren voor een infectie:

A
  • HPV infectie: aantal seksuele partners
  • progressie tot kanker: immuunstatus, roken en andere infecties
39
Q

incidentie en prevalentie cervixcarcinoom wereldwijd en NL:

A
  • wereldwijd gaan ongeveer 350.000 vrouwen per jaar dood aan baarmoederhalskanker
  • in Nl was de incidentie van baarmoederhalskanker in 2022: 940 vrouwen
  • en ondanks de vaccinaties en screenings, loopt dit getal nog steeds op
  • 2020 overleden 230 vrouwen aan baarmoederhalskanker
  • we zien dat de incidentie toeneemt, maar dat het aantal sterfgevallen gelijk blijft
40
Q

primaire preventie, veilig vrijen:

A
  • condooms verminderen 70% van HPV transmissies
  • en we zien ook door het gebruik van condooms, minder voorstadia van baarmoederhalskanker
41
Q

primaire preventie, vaccinaties:

A
  • we zijn in 2009 begonnen met meisjes van 12 jaar, 3 injecties te geven
  • vanaf 2022 geven we deze vaccinatie aan jongens en meisjes van 9 jaar
  • in landen waar gevaccineerd wordt, zien we echt minder baarmoederhalskanker
42
Q

hoe werkt het vaccin?

A
  • het vaccin is een nagemaakt viruspartikel
  • het is dus geen dood of verzwakt virus, het is een nagemaakt eiwit
  • je lichaam gaat tegen dat neppe viruspartikel antistoffen maken
  • als je dan daarna in contact komt met zo’n HPV virus, dan herkent je lichaam het en kan het dat virus opruimen
43
Q

bevolkingsonderzoek:

A
  • opsporen en behandelen van voorstadia, dus secundaire preventie
  • oproep via huisarts of GGD
  • iedere vrouw tussen 30 en 60 jaar krijgt hiervoor een oproep
  • niet deelnemen: grootste risicofactor op baarmoederhalskanker
44
Q

BVO:

A
  • vijf laboratoria betrokken bij het BVO
  • eerst testen op HPV
  • als dat negatief is, hoef je de komende jaren niet terug te komen
  • als het positief is, dan wordt er gekeken naar de classificatie (die pap-smear)
  • bij PAP1: na 5 jaar terugkomen voor uitstrijkje
  • bij PAP 2 of hoger, dan wordt je doorgestuurd naar de gynaecoloog
45
Q

gezondheidswinst door BVO:

A
  • jaarlijks 75 gevallen van baarmoederhalskanker en 18 sterfgevallen extra voorkomen
  • zelfafnameset nog 33 gevallen van baarmoederhalskanker en 12 sterfgevallen extra voorkomen
46
Q

samenvattend:

A
  • HPV is een seksueel overdraagbaar virus
  • life-time risk is 80 tot 85%
  • de meeste infecties ontstaan in de seksuele kennismakingstijd
  • bijdrage van HPV aan carcinogenese is 95%
  • een persisterende HPV infectie is vereist voor de ontwikkeling van de ernstige CIN (voorstadium)
  • voor persisterende HPV infecties is de immuunstatus essentieel
  • minder dan 1% van de voorstadium (CIN) laesies resulteert in kanker
  • proces duurt 13-15 jaar
47
Q
A