HC 11.3: Behandeling gelokaliseerd colorectaal carcinoom Flashcards

1
Q

colorectaal carcinoom, de cijfers:

A
  • 15.000 mensen per jaar krijgen de diagnose in Nl
  • en daarvan is 90% ouder dan 50 jaar
  • van alle patiënten heeft ongeveer 25-30% een rectumcarcinoom
  • per jaar overlijden 5000 patiënten
  • 50% van de patiënten heeft stadium 1 of 2 colorectaal carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stadium 1 en 2 zijn de nog beperkte stadia. hoe zijn die stadia ingedeeld en wat is de 5-jaars overleving per stadium?

A
  • stadium 1 (T1,2; N0; M0) en 80-90% 5-jaars overleving
  • stadium 2 (T3,4; N0; M0) en 70-80% 5-jaars overleving
  • stadium 3 (Tx; N1; M0) en 60-70% 5-jaars overleving
  • stadium 4 (Tx; Nx; M1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eigenlijk is de 5-jaars overleving van stadium 1, 2 en 3 dus best goed, maar zodra er metastasen zijn, is de prognose opeens heel dramatisch.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symptomen colorectaal carcinoom:

A
  • bloedverlies via de anus
  • wisselende defaecatie (obstipatie - diarree)
  • buikpijn
  • loze aandrang
  • vermoeidheid (door ijzergebreksanemie)
  • onverklaarde gewichtsdaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar in het colon bevinden zich de tumoren die een ijzergebreksanemie veroorzaken?

A

rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doe je als colorectaal carcinoom in je DD staat?

A

we doen dan een clonoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tegenwoordig hebben we natuurlijk ook het bevolkingsonderzoek naar kanker. dat wordt uitgevoerd onder mensen tussen de 55 en 75 jaar oud.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stap 1 in het stellen van de diagnose bij colorectaal carcinoom:

A
  • we doen een volledige colonoscopie t/m het caecum
  • daarbij nemen we biopten
  • bij dikke darm kanker zijn tumormarkers niet geschikt voor de diagnostiek, maar wel voor de follow-up
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stap 2 bij diagnostiek colorectaal carcinoom:

A

stageringsonderzoek
- een CT-thorax/abdomen om te kijken naar long, lever, peritonitus uitzaaiingen
- en altijd een MRI van het kleine bekken en dus het rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom doen we een stageringsonderzoek?

A

we willen weten in welk stadium een patiënt zit, zodat:
- we kunnen bepalen of er een curatief of palliatief behandelplan wordt ingezet (bij metastasen op afstand is eigenlijk geen curatie mogelijk, tenzij de metastasen beperkt zijn)
- we kunnen bepalen welk type behandeling we gaan geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behandeling coloncarcinoom stadium 1 t/m 3, dus beperkte ziekte die nog niet gemetastaseerd en uitgebreid is:

A
  • de meeste mensen die diagnose coloncarcinoom krijgen, hebben nog geen uitgezaaide ziekte
  • we behandelen bij coloncarcinoom eigenlijk in principe niet voor (maar er zijn soms situaties waarin toch vooraf aan de operatie chemotherapie wordt gegeven, in de hoop de tumor te laten krimpen)
  • er is dus een primaire operatie, met curatieve opzet
  • en soms behandelen we (bij stadium en ongunstig stadium 2) nog na met chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

primaire operatie bij niet gemetastaseerd coloncarcinoom:

A
  • kan een grote operatie zijn, waarbij een heel stuk colon wordt weggehaald
  • kan ook een hele lokale resectie, een poliepectomie, wanneer er op colonoscopie en CT-scan gezien is dat het om een hele lokale, niet diep doorgegroeide tumor gaat
  • die poliepectomie wordt door de MDL-arts gedaan en er is dus geen echte operatie voor nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillende mogelijkheden bij operatie aan het colon:

A
  • hemicolectomie rechts
  • colon transversum resectie
  • hemicolectomie links
  • sigmoidresectie
    –> het is daarbij belangrijk dat je rekening houdt met de bloedvoorziening van het colon. je wil namelijk de eindjes (van waartussen de resectie is weggehaald) weer aan elkaar maken, een anastomose. en het is belangrijk dat op de plek waar de anastomose zich bevindt, er goede bloedtoevoer is, want dat is belangrijk voor de genezing. en als het niet goed geneest, krijg je naadlekkage met alle gevolgen van dien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

we kijken dus bij de resecties van het colon naar de bloedtoevoer en bepalen op basis daarvan hoe we het stuk darm precies gaan verwijderen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

we halen bij een operatie aan het colon, niet alleen het colon zelf weg. we willen ook de drainerende lymfeklieren meenemen bij de resectie. hoe noemen we dit (dus dat we zowel het aangedane stuk colon verwijderen als de drainerende lymfeklieren)?

A

een oncologische resectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het doel van een resectie van het colon:

A

een radicale resectie van de tumor met resectie van de drainerende lymfeklieren.
de radicale resectie is namelijk het meest bepalend voor de prognose en de toekomst van een patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarom doen we een resectie waarbij we ook de lymfeklieren meenemen?

A
  • een deel van de patiënten heeft positieve lymfeklieren en wanneer je die zou laten zitten is de kans dat daar metastasen gaan ontstaan of een lymfeklierrecidief
  • ook is het belangrijk voor de stadiëring van de tumor en dus de prognose, omdat niet altijd op beeldvorming goed te zien is of er positieve lymfeklieren zijn
  • en ook om te bepalen of iemand nog baat heeft bij adjuvante chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wanneer geven we adjuvante chemotherapie bij coloncarcinoom?

A

sowieso dus altijd na de operatie
- we doen het vooral bij patiënten die positieve lymfeklieren hebben bij de patholoog
- en patiënten die een T4 tumor hebben
- of als mensen een hele grote tumor hebben (T3/T4) met bijv. een perforatie, risicofactoren voor uitzaaiingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe kunnen we een colonresectie uitvoeren?

A
  • open of lacropscopisch
  • voor de kanker/oncologie maakt het niet uit
  • maar voor de patiënt maakt het wel degelijk verschil
  • voordelen van lacroscopie: sneller herstel, minder pijn, ook ziet het er cosmetisch mooier/beter uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe lang duurt zo’n colon resectie/colectomie?

A
  • afhankelijk van de locatie van de tumor zo’n 1-3 uur
  • bloedverlies: ca. 200 cc
  • opnameduur, wanneer het ongecompliceerd is en er dus geen complicaties optreden: 3-5 dagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

meest voorkomende complicaties na een colectomie:

A
  • naadlekkage: bij 5-10%
  • wondinfectie: bij 20%
  • Platzbauch (littekenbreuk in de dagen na de operatie): bij 1,5%
  • langdurige paralystische ileus (de darm komt stil te liggen)/gastroparese: bij 10-20%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat gebeurt er als de darmen stil komen te liggen (paralytische ileus) na een colectomie?

A
  • doordat de darm stil komt te liggen, waardoor alles stil blijft staan
  • en omdat we per dag tussen de 3 en 5 liter aan speeksel, gal, pancreassappen produceren
  • gaan patiënten, ondanks dat ze niks eten, heel veel overgeven
23
Q

wat doen we aan zo’n paralytische ileus/gastroparese?

A
  • we ondersteunen de patiënt
  • dus we plaatsen een maagsonde, zodat al die sappen worden afgevoerd
  • we geven patiënten middelen tegen misselijkheid
  • maar het enige wat echt er tegen werkt, is tijd
24
Q

verschillen tussen de anatomie van rectum en colon:

A
  • verschillen in de bloedvoorziening
  • het rectum ligt voor het grootste deel retroperitoneaal
  • in het rectum is er veel minder ruimte voor een tumor om te groeien, dus iemand krijgt veel sneller mechanische klachten
  • er dus ook veel minder ruimte voor de chirurgen om te opereren
  • en er is dus veel minder weefsel om weg te nemen
25
Q

wel heeft het rectum net als het colon, een meso waarin zich de lymfeklieren en de bloedvaten bevinden. ook hier moet je dus goed nadenken over welk deel je weg gaat halen, om welke reden en tot hoe ver.

A
26
Q

feitjes over het opereren van het rectumcarcinoom:

A
  • er is minder tot geen ruimte voor een ruime resectiemarge
  • daardoor is de kans groter dat er toch 1 of meerdere kankercellen achterblijven
  • zeker bij grote en uitgebreide tumoren is de kans hierop groter
  • er is dan dus een grotere kans op een lokaal recidief bij rectumcarcinomen
  • er is dus een relatief grote kans op irradicale resectie bij lokaal uitgebreide rectumcarcinomen
27
Q

wat is een R0 resectie?

A

een radicale resectie

28
Q

wat is een R1 resectie?

A

een microscopisch irradicale resectie (dat zie je dus niet met het blote oog)

29
Q

wat is een R2 resectie?

A

een irradicale resectie die met het blote oog zichtbaar is (bij wijze van spreken recht door de tumor heen gesneden)

30
Q

maar dus juist de radicale resectie, is net als bij coloncarcinoom, ook bij rectumcarcinoom het meest belangrijk en bepalend voor de prognose en de toekomst van de patiënt.

A
31
Q

de lymfeklieren in het kleine bekken zijn het best te zien op een:

A

MRI
en dus maken we dat in de workup/weg van stellen van diagnose bij rectumcarcinoom

32
Q

behandelingsstrategieën van rectumcarcinoom:

A
  1. Operatie zonder voorbehandeling en zonder nabehandeling, vooral bij kleine en lokale tumoren
    MAAR DAARIN VERSCHILT BEHANDELING RECTUM VAN HET COLON, WANT RECTUM BEHANDELEN WE IN HET EMC EIGENLIJK ALTIJD VOOR
  2. Operatie met voorbehandeling.
    - korte voorbehandeling: radiotherapie 5 keer 5 Gy
    - lange voorbehandeling: radiotherapie i.c.m. chemotherapie, dus chemoradiotherapie (de chemotherapie is hierbij een soort versterkend effect van de radiotherapie)
33
Q

waar we de laatste jaren mee bezig zijn, is om te kijken of we patiënten met een rectumcarcinoom, voor de operatie kunnen behandelen met echte chemotherapie en chemoradiotherapie.

A
34
Q

wat is het hoofddoel van de voorbehandeling van het rectumcarcinoom:

A

een radicale resectie en dus het voorkomen van een lokaal recidief. door de tumor voor de operatie kleiner te maken, is de kans namelijk groter op een radicale resectie.

35
Q

de behandeling van een in situ carcinoom of een gunstige T1 tumor kan transanaal gebeuren, met een TEM:

A

een Transanale Endoscopisch Microchirurgie (TEM)

36
Q

hoe werkt een TEM?

A
  • je gaat daarbij via de anus het rectum in
  • je kan dan via de scoop binnen in het rectum kijken
  • je kan dan de mucosa en de submucosa liften van de darmwand
  • en op die manier kan je dus een hele beperkte resectie doen
  • en de plek waar de tumor is weggehaald, kan dan weer aan elkaar worden gemaakt (dus de mucosa weer sluiten)
37
Q

een TEM kan je dus echt alleen doen bij hele kleine en beperkte tumoren:

A
  • je kijkt nota bene niet naar de lymfeklieren
  • dus het kan alleen bij patiënten met kleine tumoren die op de MRI en CT geen aanwijzingen hebben voor lymfekliermetastasen
38
Q

wat voor operatie doen we bij de grotere tumoren?

A
  • bij T1 t/m T4 doen we een Totale Mesorectale Excisie (TME)
    = dus een rectumresectie inclusief mesorectale vet met locoregionale lymfeklieren
39
Q

waarom doen we een MRI (ook in kader van voorbehandeling)?

A
  • op de MRI scan kunnen we goed kijken naar de mesorectale fascie (MRF) (het mesorectum rondom het rectum)
  • zodra de tumor in de buurt komt van de MRF, en dus < 1 mm afstand van het MRF hebben
  • dan is een vorobehandeling geïndiceerd
40
Q

ongeveer 20% van alle patiënten die behandeld worden met een lange voorbehandeling, hebben een complete pathologische respons. dan is er de optie op de watch and wait strategie te doen:

A
  • als er dus een complete pathologische respons is na die lange voorbehandeling, kiezen we er dan voor om niet alsnog een rectum resectie te doen
  • we kiezen er dan voor om intensieve follow up te doen
  • dus iedere 3-6 maanden een MRi en een scopie, zodat we in de gaten kunnen houden of het goed blijft gaan
  • voordeel daarvan is dus dat we bij die patiënten dan geen grote operatie hoeven te doen en geen stoma hoeven aan te leggen
  • nadeel is dus wel dat je iedere 3-6 maanden een spannend moment hebt of de ziekte weer terug is of niet
  • 25% van deze mensen krijgt binnen 2 jaar een recidief, en die mensen moeten dan alsnog een rectum resectie ondergaan
  • en bij een klein deel van de mensen waarbij het terugkomt, is dan uitgezaaid
41
Q

hoe behandelen we een T4 rectumcarcinoom, wat dus doorgegroeid is in omliggende structuren/organen?

A
  • lange voorbehandeling
  • en als het na die voorbehandeling groot blijft, kunnen we extra bestralen
  • je kan namelijk niet eindeloos blijven snijden (er zijn bepaalde grenzen waartussen je nog kan snijden)
  • soms zit het zelfs in/dicht tegen het bot aan
  • als het een nauwe relatie heeft met het bot, dan geven we tijdens de operatie nog een extra shot bestraling
  • als de tumor is doorgegroeid in andere structuren/organen (zoals bijv. de uterus of de blaas) dan doen we een multiviscerale resectie (een exenteratie)
42
Q

technieken van chirurgische behandeling van het rectum carcinoom:

A
  • open
  • laparoscopisch
  • robot assisted
  • transanaal
43
Q

wat voor soorten resecties kunnen we doen bij een rectum carcinoom?

A
  • Low Anterior Resectie (LAR): bij tumoren die proximaal van het rectum zitten, dus net na het sigmoïd. we doen dit dus bij een mid-proximaal-distaal rectum carcinoom. we hebben bij deze soort resectie, distaal nog net genoeg weefsel/darm over om alles weer netjes aan te sluiten en dus een anastomose te maken
  • AbdominoPerineale Resectie (APR): voor distale/lage rectum carcinomen. we nemen dan ook een stuk perineum en de anus weg.
  • Exenteratie: bij een T4 of lokaal recidief rectum carcinoom
44
Q

bij een LAR, waarbij een anastomose wordt gemaakt, is er 10-15% kans op naadlekkage. daarom wordt vaak ook een (tijdelijke) dunnedarm stoma boven de verbinding. dit voorkomt de naadlekkage niet, maar het zorgt wel voor een minder gecompliceerde naadlekkage.

A
45
Q

ook hebben mensen vaak na een LAR, een Low Anterior Resectie syndroom, dat houdt in:

A
  • dat mensen met een lage verbinding, soms wel 10-20 keer per dag naar de wc moeten, omdat ze het niet goed kunnen ophouden
46
Q

bij een rectum carcinoom/endeldarm kanker waarbij een APR wordt uitgevoerd:

A

krijgt een patiënt altijd een stoma. wat een grote invloed heeft op de kwaliteit van leven.

47
Q

complicaties van rectum carcinoom resecties (APR):

A
  • wondinfectie
  • abces
  • ileus
  • blaasretentie
  • sexuele dysfunctie
48
Q

wat wordt er allemaal verwijderd bij een exenteratie bij een man?

A
  • endeldarm/rectum
  • blaas
  • prostaat
    –> wat dus betekent dat de patiënt na de operatie 2 stoma’s heeft, 1 darm stoma en 1 urostoma
49
Q

er kan ook een beperkte exenteratie zijn, daarbij nemen we bij een man alleen het rectum en een deel van de blaas mee.

A
50
Q

wat verwijderen we allemaal bij een exenteratie bij een vrouw?

A
  • uterus
  • blaas
  • vagina
  • rectum
51
Q

totaal exenteratie in het EMC:

A
  • ongeveer 1 keer per week of 1 keer in de 2 weken
  • is een hele lange operatie (300 tot 670 minuten)
  • veel bloedverlies
  • 1% van de patiënten overlijdt aan de complicaties
  • 67% van de patiënten krijgt een complicatie
52
Q

5-jaars overleving na zo’n totaal exenteratie (dus bij een uitgebreide tumor):

A

ongeveer 60%

53
Q

take home message:

A
  • stagering is heel belangrijk om het verschil te maken tussen curatief en palliatief
  • oncologische resectie: tumor + lymfeklieren
  • radicale resectie biedt relatief grote kans op curatie
  • behandeling colon carcinoom: nabehandeling vergroot de kans op curatie
  • behandeling rectum carcinoom: voorbehandeling verlaagt de kans op een lokaal recidief en/of maakt radicale resectie mogelijk
  • exenteratie: hoge morbiditeit, maar relatief hoge survival