PD/VO: multipel myeloom Flashcards

1
Q

definitie Multipel Myeloom:

A
  • meerdere tumoren in het (been)merg
  • kwaadaardige woekering van plasmacellen in het beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

multipel myeloom ontstaat in de plasmacellen. plasmacellen zijn eigenlijk een soort B-lymfocyten die ontstaan uit de activatie van B-cellen bij blootstelling aan antigenen. in die plasmacellen kunnen mutaties gaan optreden, wat kan leiden tot ongecontroleerde groei. na verloop van tijd kunnen die kwaadaardige plasmacellen zich gaan vermenigvuldigen en zich gaan ophopen in het beenmerg.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

M-proteïne bij Multipel Myeloom:

A
  • M-proteïne is een antilichaam dat geproduceerd wordt door de kwaadaardige plasmacellen in het beenmerg. het is een monoklonaal antilichaam, omdat het afkomstig is van één enkele plasmacel die ongecontroleerd groeit.
  • de plasmacellen met dezelfde genetische mutaties die uitgroeit tot een populatie bij MM produceren in grote hoeveelheden één specifiek type antilichaam, wat resulteert in de aanmaak van M-proteïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rol van plasmacellen:

A
  • ze zijn essentieel voor het immuunsysteem, omdat ze antilichamen produceren.
  • plasmacellen kunnen verschillende typen immunoglobulinen aanmaken, elk met unieke functies en eigenschappen
  • deze afweerstoffen zijn eiwitten die in het bloed circuleren en heten dus ook wel: antistoffen of immunoglobulines
  • die antistoffen bestaan uit een zware keten en een lichte keten
  • zware keten: IgA, IgG, IgM
  • lichte keten: kappa of lambda
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

incidentie en prevalentie van MM in Nl:

A
  • 1% van alle kwaadaardige ziektebeelden
  • ca. 10% van de hematologische maligniteiten
  • per jaar in Nl ca. 1300 patiënten
  • incidentie: ca. 7 patiënten per 100.000 inwoners per jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De IMWG-criteria (International Myeloma Working Group) zijn richtlijnen die worden gebruikt voor de diagnose van multipel myeloom:

A
  • klonale beenmerg plasmacelpopulatie > 10%
  • een bewezen bot- of extramedullair plasmacytoom
    DAARNAAST MOET ER 1 OF MEER VAN DE VOLGENDE AFWIJKINGEN AANWEZIG ZIJN, Myeloma Defining Events (MDE):
  • Myeloom gerelateerde orgaanschade (CRAB)
  • Calcium: hypercalciëmie (calciumwaarde in het serum is te hoog)
  • nierfunctiestoornissen (creatinine klaring of serum creatinine bepalen)
  • anemie (Hb bepalen)
  • botlesies (CT-scan of PET-CT scan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

orgaanschade/kenmerken passend bij MM:

A
  • osteolytische lesies
  • anemie
  • nierfunctiestoornissen
  • hypercalciëmie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ontstaan van botlesies bij Multipel Myeloom:

A

de myeloom plasmacel:
- ZET de osteoclast AAN, die het bot afbreekt
- ZET de osteoblast UIT, die het bot dus niet meer aan kan maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Serum Protein Electrophoresis:

A

is een manier om eiwitten te scheiden op basis van hun lading, grootte en vorm.
het serum wordt blootgesteld aan elektrische stroom om zo eiwitten te scheiden op basis van lading en grootte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Serum Immunofixation:

A
  • het is een proces waarbij het monoklonale eiwit wordt geïdentificeerd
  • het eiwit wordt blootgesteld aan een antilichaam:
    • lichte ketens: κ (kappa), λ (lambda)
    • zware ketens: G, A, M
  • het complex slaat neer en is dan zichtbaar met het blote oog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een beenmerg aspiraat en biopt:

A

is nodig om de diagnose MM te stellen. het wordt gebruikt voor:
- plasma cel morfologie
- plasma cel percentage
- flow cytometrie
- FISH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in 80% van de patiënten met een MM, zijn cytogenetische en FISH afwijkingen te zien.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

prognose bij MM is afhankelijk van meerdere dingen:

A
  • ziekteburden:
    • ISS (classificatie systeem)
    • B2M wordt gemeten, want verhoogde niveaus van B2M kunnen wijzen op een grotere tumorlast en dus slechtere prognose
    • daarnaast wordt albumine gemeten. lage niveaus van albumine kunnen duiden op een slechtere prognose
  • Ziekte karakteristieken (cytogenetisch profiel, genprofiel)
  • patiënt gerelateerde factoren (leeftijd, comorbiditeit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ISS (International Staging System):

A
  • stadium 1 (beste prognose): B2M < 3,5 en albumine > 35 g/l
  • stadium 2: B2M 3,5 - 5,5 of albumine < 35 g/l
  • stadium 3 (slechtste prognose): B2M > 5,5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

factoren die een agressief beloop van een MM kunnen voorspellen/aanduiden:

A
  • primair refractaire ziekte (die ziekte reageert niet op de initiële behandeling, na eerste behandelingslijn geen significante verbetering van de ziekte)
  • slechts korte onderbreking mogelijk tussen behandellijnen (korte periodes zonder ziekte activiteit, voordat ze opnieuw behandeling nodig hebben)
  • early relapse na transplantatie (na auto SCT, binnen 12 maanden terugval)
  • MRD positief (aanwezigheid van kleine hoeveelheid myeloomcellen die na behandeling nog steeds aanwezig zijn. er zijn dus nog steeds kwaadaardige cellen aanwezig in het lichaam, wat de kans op een terugval verhoogt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer start je een behandeling bij MM?

A

wanneer er sprake is van een symptomatisch MM

17
Q

definitie symptomatisch MM:

A
  • monoklonale plasmacellen in beenmerg
  • M-proteïne in bloed en/of urine
  • orgaanschade veroorzaakt door MM (botlesies, hypercalciëmie, nierschade, bloedarmoede)
18
Q

er komen steeds meer nieuwe middelen om MM te behandelen. 16 nieuwe middelen in deze eeuw, waarvan 13 in de laatste 10 jaren.

A
19
Q

globale behandeling van patiënten onder 65-70 jaar die hoge dosis therapie en autologe SCT kunnen ondergaan:

A

DOEL: ZO DIEP MOGELIJKE RESPONS BEREIKEN (WANT DIEPERE RESPONS = LANGERE ZIEKTE VRIJE OVERLEVING)
- inductie therapie (4 keer DVRD)
- 1 of 2 keer hoge dosis melfalan/ autologe SCT
- consolidatie (2 keer DVRD)
- onderhouden: lenalidomide 10 mg, dag 1-21

20
Q

globale behandeling patiënten < 70 jaar of >65 jaar, niet geschikt voor een Hoge Dosis Melfalan (HDM)/ autologe SCT:

A

DOEL: ZO DIEP MOGELIJKE RESPONS BEREIKEN, ECHTER REKENING HOUDEN MET FRAILTY
- DRd
- DaraVMP

21
Q

wanneer spreken we van een recidief MM na CR (Complete Remissie):

A
  • opnieuw M-proteïne/VLK
  • nieuwe lytische botafwijkingen of plasmacytomen of toename van bestaande laesies
  • hypercalciëmie
22
Q

wanneer spreken we van progressie bij MM bij patiënten niet in CR?

A

> 25% toename
(>5 g/l M-protein, >200 mg/l Bence Jones, > 100 mg/l SFLC)

23
Q

supportive care bij MM:

A
  • profylaxe tegen infecties
  • zometa (tegen botafbraak)
  • vaccinatie (bijv. influenza)
  • erythropoietine (overwegen bij persisterende anemie)
  • lokale radiotherapie bij ernstige rugpijn o.b.v. wervel fractuur/inzakking
  • óf vertebroplastiek dan wel operatief bij ernstige rugpijn o.b.v. wervel fractuur/inzakking
24
Q
A