ZO.4 - Trommelvliesbeelden Flashcards

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent een normaal trommelvlies qua structuur?

A

Geen afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent tympanosclerose qua structuur?

A

Voorgeschiedenis van oorontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent atrofie van het trommelvlies?

A

Voorgeschiedenis van oorontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent perforatie van het trommelvlies?

A

Voorgeschiedenis van oorontsteking of trauma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent een ingetrokken trommelvlies qua stand?

A

Ventilatiestoornis van het middenoor, tubadysfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent een neutrale stand van het trommelvlies?

A

Geen pathologische betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent een bomberend trommelvlies?

A

Infectie of overdruk door Valsalva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent een grijs trommelvlies qua kleur?

A

Normaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent een geel trommelvlies?

A

Niet geïnfecteerd vocht in middenoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent een rood trommelvlies?

A

Vaatinjectie door infectie of trauma, glomustumor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent een wit trommelvlies?

A

Pus in middenoor of tympanosclerose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent een blauw trommelvlies?

A

Bloed of bloedvat achter trommelvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent aanwezigheid van mobiliteit bij het trommelvlies?

A

Normaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent afwezige mobiliteit van het trommelvlies?

A

Vocht, tumor of perforatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent verminderde mobiliteit van het trommelvlies?

A

Onderdruk of gedeeltelijke vochtvulling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent parelmoerglans van het trommelvlies?

A

Normaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent sterk glanzend trommelvlies?

A

Niet geïnfecteerd vocht, lichtspiegeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent dof trommelvlies?

A

Infectie van middenoor en/of trommelvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke congenitale afwijkingen horen bij de oorschelp?

A

Agenesie, microtie, laagstand, pre-auriculaire sinus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke congenitale afwijkingen horen bij de gehoorgang?

A

Atresie, atresieplaat.

22
Q

Welke congenitale afwijkingen horen bij het trommelvlies?

A

In wisselende mate betrokken bij uitwendige oor-malformaties.

23
Q

Welke congenitale afwijkingen kunnen voorkomen in het middenoor/mastoïd?

A

Hoogliggende bulbus jugulare.

24
Q

Welke congenitale afwijkingen kunnen voorkomen in de cochlea/labyrint?

A

Aangeboren doofheid, enlarged vestibular aqueduct, mondinimalformatie.

25
Q

Welke congenitale afwijkingen kunnen voorkomen bij de nervus cochleovestibularis?

A

Agenesie (zeldzaam).

26
Q

Noem een infectieuze aandoening van de oorschelp.

A

Othematoom, perichondritis, erysipelas.

27
Q

Noem een infectieuze aandoening van de gehoorgang.

A

Otitis externa, furunkel, impetigo.

28
Q

Noem een infectieuze aandoening van het trommelvlies.

A

Myringitis.

29
Q

Noem infectieuze aandoeningen van middenoor/mastoïd.

A

Otitis media acuut/chronisch, otitis media met effusie.

30
Q

Noem een infectieuze aandoening van cochlea/labyrint.

A

Luetische labyrintitis.

31
Q

Noem een infectieuze aandoening van de nervus cochleovestibularis?

A

Neuritis vestibularis (mogelijk).

32
Q

Wat zijn sequellen van infectie in het trommelvlies?

A

Perforatie, myringosclerose, atrofie.

33
Q

Wat zijn sequellen van infectie in middenoor/mastoïd?

A

Atelectase, cholesteatoom, tympanosclerose.

34
Q

Wat is een mogelijke sequeel van infectie in de cochlea?

A

Postmeningitis gehoorverlies.

35
Q

Wat is een traumatische aandoening van de oorschelp?

A

Othematoom.

36
Q

Wat is een traumatische aandoening van de gehoorgang?

37
Q

Wat is een traumatische aandoening van het trommelvlies?

A

Perforatie.

38
Q

Wat is een traumatische aandoening van het middenoor?

A

Ketenluxatie, haematotympanum.

39
Q

Wat is een traumatische aandoening van de cochlea?

A

Lawaaitrauma, barotrauma.

40
Q

Wat is een traumatische aandoening van de nervus cochleovestibularis?

A

Ototoxiciteit.

41
Q

Welke tumor kan optreden in de oorschelp/gehoorgang?

A

Plaveiselcelcarcinoom.

42
Q

Welke tumor kan optreden in het middenoor?

A

Glomustumor.

43
Q

Welke tumor kan optreden in cochlea/labyrint?

44
Q

Welke tumor kan optreden bij de nervus cochleovestibularis?

A

Schwannoom.

45
Q

Welke tumor kan optreden in het centraal auditief systeem?

A

Meningeoom.

46
Q

Wat is een vasculaire aandoening van het oor?

A

Pulsatiel oorsuizen.

47
Q

Wat is een vasculaire oorzaak van gehoorverlies?

A

Sudden deafness.

48
Q

Wat is een vasculaire aandoening van het centraal auditief systeem?

49
Q

Wat zijn overige aandoeningen van het trommelvlies/middenoor?

A

Otosclerose.

50
Q

Wat is een centrale auditieve aandoening bij overige oorzaken?

A

Multiple sclerose (MS).