ZO.2 - Een patiënt met een oogspierverlamming of scheelzien? Flashcards

1
Q

Vraag

A

Antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke van de twee patiënten ziet dubbel?

A

De patiënt met de oogspierverlamming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom kan de plaatjes kaart niet bij kinderen jonger dan drie jaar worden gebruikt?

A

Omdat kinderen jonger dan drie jaar plaatjes nog niet kunnen benoemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom wordt een lui oog bij kinderen met sterk scheelzien eerder ontdekt dan bij kinderen met weinig scheelzien?

A

Omdat bij kinderen met een klein scheelzien het scheelzien vaak niet te zien is, terwijl ze wel heel goed een lui oog kunnen hebben. Bovendien kijkt een kind met een groot scheelzien vaak met het rechteroog naar links en het linkeroog naar rechts (‘kruisfixatie’) waardoor beide ogen geoefend worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom komt het in Nederland nog maar zelden voor dat een amblyopie te laat, dus na de leeftijd van 6 jaar, ontdekt wordt?

A

Omdat in Nederland de consultatiebureaus de gezichtscherpte meten bij kinderen van 3 jaar en bijna alle kinderen naar het consultatiebureau gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt een lui oog bij kinderen met scheelzien eerder ontdekt dan bij kinderen met ongelijke brilsterkte?

A

Kinderen met ongelijke brilsterkte hebben geen klachten, omdat ze steeds met het oog met de geringste brekingsafwijking kijken. De omgeving merkt ook niets bijzonders aan het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom staan de witte reflexbeeldjes van je oogspiegel of penlight iets nasaal van het midden van de pupil?

A

De fovea waarmee je het lampje fixeert zit iets lateraal van de optische as van het oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom blijven de pupillen donkerrood en de reflexbeeldjes van je oogspiegel of penlight op dezelfde plaats in de pupil staan?

A

Omdat de fovea steeds naar het lampje blijft kijken als de patiënt in alle blikrichtingen recht staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom hebben kinderen met congenitaal scheelzienssyndroom vrijwel geen dieptezien?

A

Kinderen met het congenitale scheelzienssyndroom hebben geen dieptezien omdat ze scheel staan op de leeftijd van drie maanden, dus juist op het moment dat het dieptezien moet gaan werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beredeneer het effect van het aanmeten van de juiste bril bij accommodatief scheelzien.

A

Als het kind de juiste bril draagt is het extra accommoderen om in de verte scherp te kunnen zien niet meer nodig en, omdat accommodatie gekoppeld is aan convergentie zal de convergente scheelzienshoek afnemen. Meestal gaan de ogen niet helemaal recht staan, omdat in de tussentijd het binoculair zien al slechter geworden en er suppressie en amblyopie is opgetreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom of waartoe hebben roofdieren en prooidieren verschillende manieren van zien?

A

Roofdieren moeten hun prooi recht voor zich goed kunnen zien en de afstand goed kunnen schatten, terwijl prooidieren belagers van achteren moeten zien aankomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom zou onafhankelijk bewegende ogen zoals bij een kameleon onwerkbaar zijn voor mensen?

A

Bij hogere zoogdieren zijn beide ogen evenzeer verbonden met beide hersenhelften ten behoeve van het dieptezien (53% van de zenuwvezels in het chiasma opticum overkruist), terwijl bij lagere dieren een oog alleen verbonden is met de contralaterale hersenhelft (alle zenuwvezels overkruisen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom neemt het vermogen tot extreme oogbewegingen af met de leeftijd?

A

Normaal is 45 graden naar links, rechts en beneden, en 35 graden naar boven. Met het ouder worden wordt het bereik van elke spier in het lichaam minder bijvoorbeeld door vermindering van de innervatie (daardoor grotere motor-units).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom heb je weinig last van dubbelzien bij voorwerpen dichtbij als je in de verte kijkt?

A

In de posterior parietale cortex heb je een 3-D voorstelling van de ruimte om je heen, die o.a. op grond van de visuele informatie bijgehouden wordt. Het feit dat je objecten die zich dichterbij bevinden dubbel ziet, helpt juist bij de plaatsing ervan in je ruimtelijke voorstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom kunnen patiënten met een trochlearis parese vooral niet lezen?

A

De scheelzienshoek en dus de klachten van dubbelzien nemen toe als de patiënt kijkt in de werkingsrichting van de verlamde spier. Dat is dus voor de obliquus superior (nervus trochlearis) bij naar beneden kijken. Daar zal het beeld meer dubbel worden waarbij het dubbelbeeld op steeds grotere verticale afstand komt te staan van het beeld van het goede oog, en steeds meer kantelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom wordt opereren van een N. oculomotorius parese meestal afgeraden?

A

Als het oog recht in de oogkas gezet wordt en het ooglid opgetrokken, krijgt de patiënt een onbeweeglijk oog, terwijl het oog nauwelijks dicht gaat. Het andere oog beweegt wel, waardoor de patiënt vreselijk dubbel ziet, terwijl de cornea door de uitdroging kan gaan ontsteken. Beter is het oog met het verlamde ooglid dicht te laten.

17
Q

Waar liggen de kernen van de oogspierzenuwen?

A

De kernen zijn in de opengewerkte tekening gelabeld met ‘nucleus’. Let goed op het verloop van de drie oogspierzenuwen uit de kernen, de hersenstam uit.

18
Q

Waar zitten de aneurysmata in de circulus van Willis?

A

Zoek in de tekening de kruisingen op van de arteriën die de circulus van Willis vormen, daar zitten de eventuele aneurysmata.

19
Q

Wat voor doorsnede is er in afbeelding 9 van de sinus cavernosus?

A

Sagittaal.

20
Q

Loopt de A. ophthalmica door de fissura orbitalis superior?

A

De A. ophthalmica loopt samen met de N. opticus door de canalis opticus.

21
Q

Waarom hebben patiënten met myopathie vaak geen klachten van dubbelzien?

A

Ze zien niet dubbel, want beide ogen hebben dezelfde beperking van de oogmotiliteit in alle richtingen.

22
Q

Waarom komt aberrante reïnnervatie niet voor bij diabetes/hypertensie?

A

Door een infarctje van de vasa nervorum van de N. oculomotorius wordt de zenuw niet verscheurd, de schede van Schwann blijft staan en de axonen kunnen daarom opnieuw uitgroeien naar de juiste oogspier.