ZO.2 - Tinnitus Flashcards

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke oorzaken van gehoorverlies overweeg je in deze casus?

A

Ototoxische medicatie (tbc-behandeling), lawaaitrauma, presbyacusis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem vier ototoxische geneesmiddelen.

A

Aminoglycosiden (neo-, kana-, tobramycine), diuretica, salicylaten, chemotherapeutica (cisplatinum).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar werken ototoxische geneesmiddelen op in de cochlea?

A

Vooral op de buitenste haarcellen, soms op stria vascularis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kunnen ototoxische middelen ook het evenwichtsorgaan beschadigen? Noem een voorbeeld.

A

Ja, bijvoorbeeld Gentamicine is vestibulotoxisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke aanvullende vragen stel je aan de patiënt met tinnitus?

A

Otologische voorgeschiedenis, traumata, medicatie, overstembaarheid tinnitus, slaappatroon, auditief functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke KNO-onderzoeken voer je uit?

A

Otoscopie, stemvorkproeven, fluisterspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat verwacht je van fluisterspraak en stemvorkproeven?

A

Verminderd verstaan, positieve Rinne, geen lateralisatie op Weber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is het zinvol een CT-scan te maken bij deze patiënt?

A

Nee, bij verworven perceptief gehoorverlies geeft CT meestal geen afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is een MRI zinvol bij deze patiënt?

A

Nee, gehoorverlies is symmetrisch. MRI is zinvol bij verdenking brughoektumor of eenzijdig verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk type gehoorverlies is hier waarschijnlijk?

A

Perceptief gehoorverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welk frequentiebereik verwacht je tinnitus bij deze patiënt?

A

Tussen 3000 en 8000 Hz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Naar wie verwijs je deze patiënt voor behandeling?

A

KNO-arts, voor verdere diagnostiek en audiologisch onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een geschikte SBAR voor verwijzing?

A

S: Huisarts verwijst patiënt, B: 61-jarige met tbc-verleden en lawaaiblootstelling, A: Tinnitus met perceptief verlies, R: Verzoek tot audiometrie en counseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een oorzaak van tinnitus?

A

Elke beschadiging van het binnenoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is tinnitus ernst gerelateerd aan ernst van gehoorverlies?

A

Niet noodzakelijk.

17
Q

Is tinnitus gerelateerd aan de vorm van het audiogram?

A

Ja, vaak gehoord net boven de drempel op steil stuk van audiogram.

18
Q

Noem therapeutische maatregelen voor tinnitus.

A

Uitleg, maskeren met geluid/hoortoestel, slaapmedicatie, psychologische begeleiding.

19
Q

Wat is tonotopische organisatie van auditieve structuren?

A

Cellen gevoelig voor dezelfde frequentie liggen bij elkaar in gehoorsstructuren.

20
Q

Hypothese: rol van laterale inhibitie bij tinnitus na geluidstrauma?

A

Wegvallen van inhibitie door verlies van frequenties versterkt naburige frequenties.

21
Q

Hoe onderscheid je laterale inhibitie van homeostatische plasticiteit?

A

Door excitatoire/inhibitoire inputs te meten, bv. patch-clamp in proefdier.

22
Q

Wat is een fantoom-ledemaat en fantoompijn?

A

Pijn of sensatie in geamputeerd lichaamsdeel ondanks afwezigheid van input.

23
Q

Overeenkomsten tussen tinnitus en fantoomsensaties?

A

Afwezigheid normale input, reorganisatie van sensorische map, abnormale centrale representatie.

24
Q

Verschillen tussen tinnitus en fantoomsensaties?

A

Verschillende modaliteiten, tinnitus ook bij gezonde mensen, fantoompijn vereist anatomisch defect.

25
Q

Hypothese over tinnitus met laterale inhibitie en homeostatische plasticiteit?

A

Verhoogde spontane activiteit door verlies input; inhibitie weg, neuronen worden gevoeliger.

26
Q

Speculatie over therapie voor tinnitus op basis van de hypothese?

A

Herstellen tonotopische map of remmen van homeostatische mechanismen.

27
Q

Noem 2 overeenkomsten en 2 verschillen tussen akoestische hallucinaties en tinnitus.

A

Overeenkomsten: beide geluid zonder stimulus, beide activeren auditieve schors. Verschillen: hallucinaties bij psychose en stemmen, tinnitus vaak hoog sissend en bij gezonde personen.