VO.2 - Klinische neurofysiologie Flashcards

1
Q

Wat registreert een EEG voornamelijk?

A

De som van de elektrische activiteit van duizenden neuronen, vooral van synaptische transmissie in de neocortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gevoelig is een EEG?

A

Zelfs de kleinste signalen van neuronen kunnen zichtbaar worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem vijf indicaties voor EEG bij epilepsie.

A
  1. Vaststellen aard van aanvallen
  2. Diagnostiek epilepsiesyndromen
  3. Verdenking niet-convulsieve status epilepticus (comateuze patiënt)
  4. Lokalisatie van focus voor epilepsiechirurgie
  5. Ambulante registratie bij onduidelijke aanvallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is polysomnografie?

A

EEG in combinatie met ademhaling, spieractiviteit, en ECG tijdens de slaap voor diagnose van slaapstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom wordt EEG gebruikt tijdens operaties?

A

Voor bewaking, bijvoorbeeld bij carotisoperaties om dreigende cerebrale ischemie te detecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt EEG gebruikt bij hersendood?

A

Voor wettelijk verplichte bevestiging van hersendood voorafgaand aan orgaandonatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke EEG-frequentie hoort bij het alfaritme?

A

8–13 Hz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is het alfaritme zichtbaar?

A

Bij gesloten ogen, vooral achter in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het mu-ritme?

A

Een alfa-achtig ritme in de motorische schors als deze stand-by staat; verdwijnt bij beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke EEG-frequentie hoort bij het bètaritme?

A

13–30 Hz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer zie je bètaritme het duidelijkst?

A

Zowel bij open als gesloten ogen, maar duidelijker bij open ogen omdat alfaritme dan wegvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de frequenties van het thetaritme?

A

4–8 Hz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de frequenties van het deltaritme?

A

0.5–4 Hz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je op het EEG bij hersendood?

A

Alleen sinusritme van het hart en eventuele pieken bij stimulatie van de retina (bijvoorbeeld met lichtflitsen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten EEG’s bestaan er?

A
  • Standaard EEG (20–30 min)
  • EEG na slaapdeprivatie
  • EEG gedurende een hele dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem vier mogelijke artefacten op een EEG.

A
  • EMG-activiteit (spierbeweging, fronsen)
  • EOG-activiteit (ogen draaien/knipperen)
  • Beweging van elektroden
  • Elektrische interferentie van externe bronnen