HC.2 - Het perifeer vestibulair systeem I: functie en disfunctie Flashcards

1
Q

Wat zijn de zes klassieke klinische beelden van duizeligheid volgens De Vries?

A
  1. Continue rotatoire vertigo
  2. Spontane recurrente vertigo
  3. Paroxismale positionele vertigo
  4. Frequente aanvallen
  5. Posturale instabiliteit zonder neurologische symptomen
  6. Eenzijdige progressieve uitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wats de functionele bijdrage van vestibulaire signalen?

A

Het is een uniek sensorisch systeem, die:
1. detecteert hoofdbewegingen en orientatie in de ruimte
2. Bij normaal functioneren zijn we er niet bewust van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar is de sensorische systeem belangrijk voor?

A
  1. perceptie
  2. houding
  3. ogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het acuut vestibulair syndroom?

A
  • Heftige draaiduizeligheid
  • Misselijkheid en braken
  • Verergert bij hoofdbeweging
  • Geen gehoorverlies
  • Geen centrale symptomen
  • Spontaan herstel
  • In late beloop vaak BPPD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Q: Wat zijn otolieten en wat is hun functie?

A

Otolieten zijn kleine kalksteentjes (calciumcarbonaatkristallen) in het vestibulaire systeem van het binnenoor, gelegen in het utrikel en sacculus.

Functie:
- Detecteren van lineaire versnellingen (zoals versnellen in een auto of een lift)
- Registreren van de stand van het hoofd t.o.v. de zwaartekracht (bijv. voor-achter of opzij gebogen hoofd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn klinische kenmerken van neuritis vestibularis?

A
  • Vertigo zonder gehoorverlies
  • Geen centrale symptomen
  • Positieve head impulse test (naar aangedane zijde)
  • Nystagmus: 3e graads naar contralateraal
  • Valneiging naar aangedane oor
  • Calorische hyporeflexie op ENG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de etiologie van neuritis vestibularis?

A

Meestal virale infectie van de n. vestibularis superior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de behandeling van neuritis vestibularis?

A
  • Uitleg en geruststelling
  • Kort antimetica/reisziektemedicatie
  • Afbouwen en vestibulaire revalidatie
  • Geen indicatie voor steroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het late beloop van neuritis vestibularis?

A
  • Centrale compensatie
  • Na weken symptoomvrij
  • 20–30% ontwikkelt later BPPD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de klassieke trias bij Menière?

A
  1. Vertigo
  2. Fluctuerend perceptief gehoorverlies (lage tonen)
  3. Tinnitus of vol gevoel in oor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat toont audiometrie bij Menière?

A

Fluctuerend perceptief gehoorverlies in lage tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat toont de calorische proef (ENG) bij Menière?

A

Hypo- of areflexie aan aangedane zijde, niet altijd aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de vermoedelijke oorzaak van Menière?

A

Endolymfatische hydrops.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn niet-chirurgische behandelingen van Menière?

A
  • Anti-emetica
  • Uitleg
  • Zoutarm dieet
  • Diuretica (niet bewezen)
  • Betaserc
  • Vestibulaire habituatie
  • Gentamicine of corticosteroïden intratympanaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn chirurgische opties bij therapieresistente Menière?

A
  • Labyrintectomie
  • Saccus-drainage
  • Endolymfatic duct blockage
  • N. vestibularis doorsnijding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van BPPD?

A
  • Kortdurende draaiduizeligheid door hoofdbeweging
  • Latentie van seconden
  • Max. 1 minuut, uitputbaar
  • Meest voorkomend (40%)
  • Vaak posterieur kanaal betrokken
  • Piekincidentie 50–70 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de etiologie van BPPD?

A
  • Otoconia los uit utriculus
  • In kanaal: canalolithiasis
  • Op cupula: cupulolithiasis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de diagnostische test voor BPPD?

A

Dix-Hallpike manoeuvre: uitgelokte nystagmus met latentie en uitputting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat doe je bij verdenking op horizontaal kanaal-BPPD?

A

Supine roll test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn behandelingen van BPPD?

A
  • Uitleg en geruststelling
  • Brandt-Daroff oefeningen
  • Epley- en Barbecue-roll manoeuvres
  • Chirurgie: kanaal pluggen of N. vestibularis doorsnijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is continue rotatoire vertigo?

A

Duizeligheid die constant aanwezig is, bijvoorbeeld bij neuritis vestibularis, labyrintitis of CVA in de hersenstam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is spontane recurrente vertigo?

A

Aanvalsgewijze duizeligheid die spontaan optreedt, zoals bij M. Menière of vestibulaire migraine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is paroxismale positionele vertigo?

A

Duizeligheid die wordt uitgelokt door een verandering in hoofdpositie, zoals bij BPPD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn frequente aanvallen van duizeligheid of instabiliteit?
Aanvallen door bijvoorbeeld vestibulaire paroxismie of kanaaldehiscentie, vaak gevoelig voor druk of geluid.
26
Wat is posturale instabiliteit zonder neurologische symptomen?
Evenwichtsstoornis bij bilaterale vestibulaire uitval, zoals bij DFNA9, intoxicatie of congenitale afwijkingen.
27
Wat is eenzijdige langzaam progressieve uitval?
Duizeligheid door bijvoorbeeld een brughoektumor, chronische otitis media of meningitis.
28
Wat is het acuut vestibulair syndroom (AVS)?
- Plotselinge heftige draaiduizeligheid - Verergert bij hoofdbeweging - Misselijkheid/braken - Geen centrale symptomen - Geen gehoorverlies
29
Wat is neuritis vestibularis?
- Subtype van AVS - Door virale infectie van n. vestibularis - Positieve head impulse test naar aangedane zijde - Horizontaal-rotatoire nystagmus (3e graads) - Valneiging naar aangedane kant
30
Wat is het belangrijkste onderscheidend kenmerk van neuritis vestibularis binnen AVS?
Positieve head impulse test naar de aangedane zijde en nystagmus die wijst naar het gezonde oor.
31
32
Q
A
33
Wat is stap 1 in de analyse van nystagmus bij duizeligheid?
Onderzoek of de nystagmus een zaagtandbeweging maakt.
34
Wat betekent het als nystagmus géén zaagtandbeweging maakt?
Dat pleit voor een centrale oorzaak van duizeligheid.
35
Wat is stap 2 in de analyse als er wel een zaagtandbeweging is?
Onderzoek of de nystagmus wisselt met blikrichting.
36
Wat betekent het als de nystagmus wél wisselt met blikrichting?
Dan is een centrale oorzaak waarschijnlijker.
37
Wat is stap 3 als de nystagmus niet wisselt met blikrichting?
Onderzoek of de nystagmus perifere vestibulaire kenmerken heeft: - Wet van Alexander - Onderdrukking door fixatie - Gemixte componenten
38
Wat betekent het als de nystagmus perifere kenmerken heeft?
Dan wijst dit op een perifere oorzaak.
39
Wat betekent het als de nystagmus géén perifere kenmerken heeft?
Dan is de oorzaak vermoedelijk centraal.
40
Q: Hoeveel halfcirkelvormige kanalen heeft het evenwichtsorgaan en wat is de functie van elk?
A: Er zijn drie halfcirkelvormige kanalen per oor (dus zes totaal), elk georiënteerd in een andere ruimtelijke richting om rotatiebewegingen te detecteren: 1. horizontaal (lateraal) 2. anterieur (superior) 3. posterior
41
Algemene functie
halfcirkelvormige kanalen
42
Functie Horizontaal kanaal (lateraal):
Detecteert horizontale rotatie, zoals hoofd draaien naar links of rechts (“nee” beweging).
43
functie Anterieur kanaal (superieur):
Detecteert verticale rotatie naar voren, zoals hoofd voorover buigen (“ja” beweging).
44
Functie posterieur kanaal?
Detecteert verticale rotatie naar achteren of zijwaarts kantelen, zoals bij een koprol of schuin achterover kijken.
45
Q: Wat is het benig labyrint?
A: Het benig labyrint is het buitenste, harde gedeelte van het evenwichtsorgaan en is gevuld met perilymfe. Het beschermt het vliezige labyrint en is onderdeel van het os temporale.
46
Q: Wat is perilymfe?
A: Perilymfe is de vloeistof tussen het benig labyrint en het vliezige labyrint. Het lijkt op cerebrospinaal vocht en geleidt mechanische trillingen naar het vliezige labyrint.
47
Q: Wat is het vliezig labyrint?
A: Het vliezige labyrint bevindt zich binnen het benige labyrint, is gevuld met endolymfe en bevat de zintuigcellen die betrokken zijn bij gehoor en evenwicht.
48
Q: Wat is endolymfe?
A: Endolymfe is een kaliumrijke vloeistof binnen het vliezige labyrint. Verplaatsing van endolymfe stimuleert haarcellen en leidt tot activatie van het evenwichts- of gehoorzenuwsignaal.
49
Q: Wat is de ampulla?
A: De ampulla is een verwijd gedeelte aan de basis van elk halfcirkelvormig kanaal. Hierin bevinden zich haarcellen in de cupula, die bewegingen van endolymfe detecteren bij rotatie.
50
Q: Wat is de otolithische ruimte?
A: De otolithische ruimte bestaat uit het utriculus en sacculus, gevuld met haarcellen en otolieten (kristallen). Deze detecteren lineaire versnellingen en de positie van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht.
51
Q: Wat zijn hair cells (haarcellen)?
A: Haarcellen zijn gespecialiseerde zintuigcellen die beweging van vloeistof in het binnenoor omzetten in elektrische signalen voor het zenuwstelsel.
52
Q: Wat zijn supporting cells?
A: Supporting cells zijn steuncellen in het sensorisch epitheel van het binnenoor die de haarcellen mechanisch ondersteunen en zorgen voor homeostase.
53
Q: Wat zijn nerve fibers (zenuwvezels)?
A: Zenuwvezels geleiden elektrische signalen van de haarcellen naar de hersenstam via de n. vestibulocochlearis (VIII).
54
Waar liggen haarcellen?
In halfcirkelvormige kanalen en otolieten
55
Wat voor 2 soorten haaruitgangen?
Kinocilium en stereocilia
56
57
Q
A
58
Wat zijn de leerdoelen van dit onderdeel?
Anatomische en fysiologische factoren van vestibulaire functie begrijpen, klinische benaderingen voor onderzoek perifere vestibulaire functie beoordelen.
59
Wat zijn de functionele bijdragen van vestibulaire signalen?
Perceptie, houding en oogbewegingen.
60
Welke twee sensorische systemen detecteren hoofdbeweging en oriëntatie?
Halfcirkelvormige kanalen (rotatie) en otolieten (lineaire versnelling en oriëntatie).
61
Wat is fylogenetisch het oudste deel van het binnenoor?
Het vestibulaire systeem.
62
Wat zegt de grootte van halfcirkelvormige kanalen over dieren?
Grotere kanalen bij dieren met snelle en schokkerige voortbeweging.
63
Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de anatomie van het evenwichtsorgaan?
Benig labyrinth, perilymfe, vliezig labyrinth, endolymfe, ampulla, otolithische ruimte.
64
Waar bevinden zich haarcellen in het vestibulaire systeem?
In halfcirkelvormige kanalen en otolieten.
65
Hoe wordt de vuurfrequentie van vestibulaire afferenten gemoduleerd?
Door het buigen van haarcellen.
66
Wat zijn de stappen in het cellulaire proces van haarcellen?
1. Buigen, 2. K+ kanalen openen, 3. Depolarisatie, 4. Ca2+ influx, 5. Vesikels fuseren, 6. Neurotransmitter afgifte, 7. Actiepotentiaal.
67
Welke twee soorten haarcellen bestaan er?
Type I (evolutionair nieuwer) en Type II (oorspronkelijk).
68
Welke soorten afferenten zijn er?
Regular en Irregular.
69
Wat is het verschil tussen regular en irregular afferenten?
Regular: hogere sensitiviteit, Irregular: lagere detectiedrempel.
70
Hoe zijn de semicirculaire kanalen georganiseerd?
Drie orthogonale kanalen: horizontaal, anterior, posterior, gespiegeld aan beide zijden.
71
Wat veroorzaakt rotatieversnelling in de kanalen?
Traagheid van de vloeistof die druk uitoefent op de cupula.
72
Wat betekent de duw-trek verhouding in de kanalen?
Excitatie aan één kant zorgt voor inhibitie aan de andere kant (bv. LARP en RALP).
73
Wat is ampulofugaal en ampulopetaal?
Ampulofugaal: vloeistof weg van ampulla, Ampulopetaal: vloeistof naar ampulla.
74
Wat is de polariteitseffect in horizontale kanalen?
Ampulofugaal = inhibitoir, Ampulopetaal = excitatoir.
75
Wat is de polariteitseffect in anterior/posterior kanalen?
Ampulofugaal = excitatoir, Ampulopetaal = inhibitoir.
76
Wat zijn de otoliet organen?
Utriculus (horizontaal en verticaal) en sacculus (voornamelijk verticaal).
77
Hoe zetten otolieten lineaire versnelling om in signalen?
Otoconia op gelatineuze laag zorgen voor buiging haarcellen bij traagheid.
78
Wat is het equivalentieprincipe van Einstein m.b.t. otolieten?
Zwaartekracht en lineaire versnelling zijn niet te onderscheiden.
79
Welke typen bewegingen detecteren otolieten?
Rotatie, lineaire versnelling, kantelen en translatie.
80
Wat is de functie van de vestibulo-oculaire reflex (VOR)?
Compenseert voor hoofdbewegingen en stabiliseert blik.
81
Hoe werkt de horizontale VOR?
Langzame compensatoire oogbeweging gevolgd door snelle fase (nystagmus).
82
Welke klinische testen zijn er voor vestibulair opgewekte oogbewegingen?
Beweging (bilateraal, fysiologisch) en calorisch (unilateraal, warm/koud, onderzoek en kliniek).
83
Wat toont calorische stimulatie aan?
Unilaterale activatie en asymmetrie, bidirectioneel.