ZO.3 - Een erfelijke vorm van doofheid Flashcards

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem drie testen voor gehoorafwijkingen bij baby’s met korte uitleg, voor- en nadeel. Welke test wordt gebruikt in NL?

A

OAE (snel, weinig medewerking nodig), BERA (objectief, hogere kosten), ALGO/automatische BERA (veel gebruikt in Vlaanderen/Duitsland). In NL: OAE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 4 aandachtsgebieden bij anamnese door audioloog met specifieke punten.

A
  1. Familie-anamnese (gehoor, erfelijkheid), 2. Zwangerschap (infecties, rhesus), 3. Partus (APGAR-score, complicaties), 4. Overige syndromale afwijkingen (gelaat, hand, voet).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe helpt een blanco lichamelijk onderzoek bij diagnose?

A

Sluit externe oor- en algemene afwijkingen uit; wijst op geïsoleerde perceptieve slechthorendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn OAE’s en hoe worden ze gemeten?

A

Oto-akoestische emissies, gemeten via microfoon in gehoorgang, reflectie van buitenste haarcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is BERA en waarom kiezen sommige landen voor geautomatiseerde versie?

A

Meet hersenstamrespons op geluid; objectief, geschikt voor screening, ALGO-systeem gebruikt in DE/VL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil tussen afwijkende BERA + OAE en afwijkende BERA + normale OAE?

A

Beide afwijkend: cochleair probleem; BERA afwijkend, OAE normaal: mogelijk n.VIII afwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is afwijkend aan de samenstelling van endolymfe?

A

Hoog K+, laag Na+, ongebruikelijk voor extracellulaire vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet de stria vascularis?

A

Secreet actief K+ in endolymfe, belangrijk voor cochleair milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet de Na+/K+-ATPase in stria vascularis?

A

Pompt Na+ uit en K+ in de cel, draagt bij aan ionensamenstelling endolymfe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de Nernstpotentiaal voor K+ over apicale haarcelmembraan?

A

+3.5 mV (rond 0 mV bij 37°C), zie Nernst-vergelijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de endocochleaire potentiaal?

A

Verschil tussen endo- en perilymfe: normaal ~+80 mV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel is het potentiaalverschil over apicale membraan bij -45 mV rustpotentiaal?

A

-125 mV (80 mV + 45 mV).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is netto kaliumflux over apicale membraan 0?

A

Bij membraanpotentiaal van +3.5 mV t.o.v. endolymfe (~83.5 mV depolarisatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent het dat deze potentiaal nooit bereikt wordt?

A

Kaliumflux is altijd inwaarts en depolariserend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer openen transductiekanalen van haarcellen?

A

Bij afbuiging van stereocilia.

17
Q

Wat is de rol van natriumconductantie in transductiekanalen?

A

Gering, door lage Na+ in endolymfe; geringe bijdrage.

18
Q

Wat is Nernstpotentiaal voor K+ over basolaterale membraan?

A

-88 mV (afhankelijk van intra-/extracellulair K+).

19
Q

Wat betekent dit voor K+ aan basolaterale zijde?

A

K+ efflux veroorzaakt hyperpolarisatie.

20
Q

Wat is richting van netto K+ flux in haarcel?

A

Apicaal inwaarts, basaal uitwaarts.

21
Q

Wat zijn gap junctions?

A

Kanalen tussen cellen voor ionen/metabolieten/second messengers.

22
Q

Komen gap junctions alleen in het oor voor?

A

Nee, ook in epitheel, hart, CZS enz.

23
Q

Hypothese over connexin26 en steuncellen rol?

A

Kaliumbuffering, mutatie verstoort iontransport en signaaloverdracht.

24
Q

Wat zijn tight junctions en wat doen ze in haarcellen?

A

Zorgen voor compartimenten, verhinderen paracellulaire K+ lek.

25
Waarom leidt claudin14 mutatie tot slechthorendheid?
K+ lekt naar basale zijde, depolariseert cel, verstoort synaps, leidt tot degeneratie.
26
Wat gebeurt met rustpotentiaal bij defect KCNQ4 kanaal?
Depolarisatie; verlies van K+ efflux mechanisme.
27
Hoe zou blokkade KCNQ4 aanvoelen?
Als 'herrie' of gehoorverstoring.
28
Waarom weinig K+ kanalen apicaal?
Omdat K+ flux daar depolariseert, niet repolariseert.
29
Wat is voorspelbaar over functie van nog onbekende genen voor slechthorendheid?
Essentiële functie in binnenoor, niet elders.
30
Noem drie redenen om genetische oorzaak slechthorendheid vast te stellen.
Erfelijkheidsadvies, prognose/behandeling, syndroomherkenning.
31
Welke adviezen geef je aan ouders?
Begeleiding via Audiologisch Centrum, snelle diagnostiek, CI overweging, genetisch advies, huisarts op de hoogte houden.