ZO.3 - Anatomie en pathologie van de retina Flashcards

1
Q

Vraag

A

Antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de tien lagen van de retina vanaf het glasvocht.

A

Zie zakboek Fig. 1.7 en Purves Fig. 11.5:
1. Membrana limitans interna
2. Zenuwvezellaag
3. Ganglion cellaag
4. Binnenste plexiforme laag
5. Binnenste kernlaag
6. Buitenste plexiforme laag
7. Buitenste kernlaag
8. Membrana limitans externa
9. Fotoreceptor laag
10. Retinale pigmentepitheel (RPE)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Met welke techniek kun je tegenwoordig de belangrijkste lagen van de retina bij een patiënt onderscheiden?

A

Met optical coherence tomografie (OCT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ligging en functie van ganglioncellen in de retina?

A

Ligging: zie vraag 1. Functie: geven visuele info door aan de hersenen via de nervus opticus. Er zijn verschillende types met verschillende functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het verloop van het axon van ganglioncellen.

A

Lopen via zenuwvezellaag → nervus opticus → chiasma opticum → tractus opticus → laterale geniculatus kern in de thalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke types ganglioncellen zijn er?

A

P-cellen (kleur, fijne details), M-cellen (beweging, groot veld), K-cellen (kleur, andere lagen LGN), en gespecialiseerde projectie naar hypothalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van bipolaire, horizontale en amacriene cellen?

A

Bipolaire: info van fotoreceptoren naar ganglioncellen; horizontale: contrastverwerking; amacriene: o.a. bewegingsdetectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn Müller cellen?

A

Grote gliacellen in de retina met steunfunctie; begeleiden licht naar fotoreceptoren; mogelijk rol in regeneratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van het binnen- en buitensegment van fotoreceptorcellen?

A

Binnen: metabolisme en eiwitsynthese; buiten: fotoreceptorschijven voor lichtabsorptie en signaaltransductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat toont figuur 11.6 in Purves aan over fotoreceptor schijven?

A

Dat schijven continu vernieuwd worden; oude schijven worden gefagocyteerd door het RPE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe worden fotonen omgezet in een elektrisch signaal in fotoreceptoren?

A

Fotonen activeren 11-cis-retinal → opsine activatie → transducine → PDE → ↓cGMP → sluiting Na+/Ca2+ kanalen → hyperpolarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het RPE en waar ligt het?

A

Retinaal pigment epitheel, ligt direct onder de fotoreceptorlaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn zichtbare kenmerken van RPE cellen in EM-opname?

A

Microvilli richting fotoreceptoren, pigmentkorrels, tight junctions, fagosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de embryonale oorsprong van retina en RPE?

A

Beide ontstaan uit twee lagen van de oogbeker; bij falen kan loslating ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet het membraan tussen RPE en choroidea?

A

Membraan van Bruch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de functies van het RPE?

A

Fagocytose schijven, transport nutriënten, absorptie licht, regeneratie 11-cis-retinal, UV-filtering.

17
Q

Wat is de functie van de pigmenten luteïne en zeaxanthine in de macula?

A

Filteren schadelijk UV-licht en blauw licht.

18
Q

Wat zijn histologische verschillen tussen macula en perifere retina?

A

Macula: meer kegeltjes, minder convergentie, 1:1 schakeling; perifere retina: meer staafjes, hogere convergentie.

19
Q

Hoe heet het centrale deel van de macula en wat zijn de kenmerken?

A

Foveola: bevat alleen kegeltjes, geen bloedvaten of cellichamen → maximale resolutie.

20
Q

Welke afwijkingen zijn zichtbaar bij LMD op fundusfoto en OCT?

A

Drusen (vetophopingen), neovascularisatie vanuit choroidea. Laesies in membraan van Bruch.

21
Q

Welke vormen van LMD zijn er?

A

‘Droge’ en ‘natte’ LMD; natte vorm: met neovascularisatie en snellere progressie.

22
Q

Wat zijn de effecten van LMD op het zicht?

A

Verlies van fijne resolutie, wazig of vervormd beeld.

23
Q

Welke arterie verzorgt de bloedvoorziening van de retina?

A

Arteria centralis retinae, aftakking van a. ophthalmica.

24
Q

In welke laag lopen de vena en arteria centralis retinae?

A

In de zenuwvezellaag.

25
Q

Welke lagen van de retina zijn avasculair?

A

Buitenste plexiforme laag, buitenste kernlaag, fotoreceptorlaag; voeding vanuit choriocapillaris.

26
Q

Wat is een overeenkomst tussen endotheelcellen van retina en hersenen?

A

Ze hebben tight junctions en vormen een bloed-retina barrière.

27
Q

Welke vaatafwijkingen veroorzaken acuut visusverlies?

A

Occlusie van arteria of vena centralis retinae.

28
Q

Wat is de oorzaak van de afwijkende vaatlusstructuur bij ischemie?

A

Neovascularisatie o.i.v. VEGF vanuit ischemische retina.

29
Q

Welke afwijkingen zie je bij diabetische retinopathie?

A

Microaneurysma’s, bloedingen, exsudaten, neovascularisatie, afhankelijk van het stadium.