HC.2 - Het visueel systeem: perifere organisatie en verwerking Flashcards

1
Q

Wat is de input van het perifere visuele systeem?

A

Licht wordt geregistreerd door fotoreceptoren, die helderheid en kleur coderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de output van het perifere visuele systeem?

A

Ganglioncellen sturen actiepotentialen via de oogzenuw naar de laterale geniculate nucleus (LGN).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee typen ganglioncellen zijn er en wat doen ze?

A
  • Magnocellen: coderen intensiteit en helderheidscontrast
  • Parvocellen: coderen kleurcontrast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke celtypes zitten in de retina (netvlies)?

A
  • Fotoreceptoren (staafjes en kegeltjes)
  • Horizontale cellen
  • Bipolaire cellen
  • Amacriene cellen
  • Ganglioncellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er met fotoreceptoren bij lichtinval?

A

Ze hyperpolariseren → minder glutamaatafgifte → graded response (geen actiepotentiaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geven fotoreceptoren af in het donker?

A

Glutamaat (tonisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zorgt licht voor hyperpolarisatie in fotoreceptoren?

A

Licht → rhodopsine → transducine → PDE → ↓ cGMP → sluiting kationkanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen staafjes en kegeltjes?

A
  • Staafjes: hoge lichtgevoeligheid, nachtzicht, zwart-wit
  • Kegeltjes: lagere gevoeligheid, dagzicht, kleurenzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie typen kegeltjes?

A
  • S (blauw)
  • M (groen)
  • L (rood)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn ON- en OFF-bipolaire cellen?

A
  • ON: depolariseren bij licht via mGluR6-receptoren
  • OFF: hyperpolariseren bij licht via AMPA-receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke cellen geven actiepotentialen in de retina?

A

Alleen ganglioncellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar projecteren M- en P-ganglioncellen naartoe?

A
  • M → magno-cellulaire lagen in LGN
  • P → parvo-cellulaire lagen in LGN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van horizontale cellen?

A

Latenale inhibitie tussen fotoreceptoren → center-surround veldstructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van amacriene cellen?

A

Integreren signalen tussen bipolaire en ganglioncellen en reguleren timing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een receptief veld?

A

Het deel van het visuele veld waarop een neuron reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe beïnvloedt de grootte van het receptieve veld de spatiële resolutie?

A

Groter veld → lagere spatiële resolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen on-center/off-surround en off-center/on-surround?

A
  • On-center: vuurt bij licht in centrum
  • Off-center: vuurt bij licht in periferie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het functioneel om center-surround receptieve velden te hebben?

A

Voor detectie van randen, contrast en overgangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom geven fotoreceptoren geen actiepotentialen af?

A

Ze communiceren via graded potentials voor fijnere lichtdetectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom zijn kegeltjes minder gevoelig voor licht dan staafjes?

A

Kegeltjes hebben een hogere activatiedrempel en werken bij meer licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom zijn staafjes belangrijk voor scotopisch zicht?

A

Omdat ze bij zeer weinig licht nog functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom is kleurenzicht bij lage lichtintensiteit afwezig?

A

Kegeltjes werken dan niet → alleen staafjes actief → zwart-wit zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Q: Wat doen fotoreceptoren (staafjes en kegeltjes)?

A

A: Vangen licht op en zetten dit om in elektrische signalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Q: Wat doen horizontale cellen?

A

A: Reguleren contrast door laterale inhibitie tussen fotoreceptoren en bipolaire cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Q: Wat doen bipolaire cellen?

A

A: Geven signalen door van fotoreceptoren naar ganglioncellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Q: Wat doen amacriene cellen?

A

A: Beïnvloeden ganglioncellen via interactie met bipolaire cellen, vooral bij bewegingsdetectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Q: Wat doen ganglioncellen?

A

A: Verzenden visuele informatie via hun axonen naar de hersenen (n. opticus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hvl types opsine molecule?

A

3 type kegeltjes en 1 type staafjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Fotoreceptoren reageren op alle golflengtes

30
Q

paars korte wavelengte

A

rood lange wavelengte

31
Q

Hoe is de retinale verdeling staafjes en kegeltjes?

A

Fovea: Alleen kegeltjes, hoge scherpte, kleurwaarneming

Periferie: Overwegend staafjes, gevoelig voor licht, lage scherpte

Blinde vlek: Geen fotoreceptoren

32
Q

Wat zijn ipRGC’s (intrinsiek fotosensitieve ganglioncellen)?

A

Ganglioncellen met melanopsine die licht waarnemen zonder input van fotoreceptoren.

33
Q

Wat is de functie van ipRGC’s?

A

Regelen circadiaan ritme en pupilreflex via projectie naar nucleus suprachiasmaticus en pretectale kernen.

34
Q

Wat is de route van lichtsignalen in het netvlies (retina)?

A

Licht → ganglioncellen → bipolaire cellen → fotoreceptoren → signaal keert om naar ganglioncellen.

35
Q

Wat is fototransductie?

A

Proces waarbij licht in de fotoreceptoren wordt omgezet in een elektrische respons.

36
Q

Hoe werkt de fototransductie cascade in staafjes?

A

Licht activeert rhodopsine → activeert transducine → activeert PDE → verlaagt cGMP → Na+ kanalen sluiten → hyperpolarisatie.

37
Q

Wat is het effect van licht op glutamaat-afgifte door fotoreceptoren?

A

Licht verlaagt cGMP, sluit Na+ kanalen → minder glutamaat-afgifte.

38
Q

Wat is een receptief veld van een ganglioncel?

A

Gebied van het netvlies waarin licht de activiteit van die cel beïnvloedt.

39
Q

Wat is het center-surround principe?

A

Licht in het centrum van het receptieve veld heeft tegenovergesteld effect dan licht in de periferie.

40
Q

Q: Wat is het verschil in versterking tussen staafjes en kegeltjes, en hoeveel zijn er bij betrokken?

A

Staafjes: Veel convergentie (meerdere staafjes per bipolaire cel) → sterke versterking, lage resolutie

Kegeltjes: Lage convergentie (1-op-1 in fovea) → weinig versterking, hoge resolutie

41
Q

Q: Wat zijn de lichtgevoeligheidsgebieden van staafjes en kegeltjes?

A

Scotopisch: Alleen staafjes actief – zeer gevoelig, zien in het donker

Mesopisch: Staafjes en kegeltjes actief – schemerlicht

Fotopisch: Alleen kegeltjes actief – daglicht, kleurenzicht en scherpte

42
Q

Q: Wat is het verschil in reactiesnelheid tussen staafjes en kegeltjes?

A

Staafjes: Trage reactie, langdurige respons → goed voor continu licht, niet voor snelle veranderingen

Kegeltjes: Snelle reactie, korte duur → geschikt voor waarnemen van snelle veranderingen en details

43
Q

Q: Wat doen bipolaire cellen in het netvlies?

A

Geleiden signalen van fotoreceptoren naar ganglioncellen

44
Q

Wat voor receptoren bipolaire celle?

A

Glutamaat receptoren

45
Q

Wat voor manier werken bipolaire cellen?

A

“Graded response” DUS GEEN ACTIEPOTENTIAAL

46
Q

Wat voor twee typen bipolaire cellen?

A

On type en off type

47
Q

Type on?

A

MGluR6 receptor (depolarisatie)

48
Q

Type off?

A

AMPA receptor (hyperpolarisatie)

49
Q

Q: Wat is het verschil tussen ON- en OFF-bipolaire cellen?

A

ON-bipolaire cellen: Activeren bij licht (↓ glutamaat → depolarisatie)

OFF-bipolaire cellen: Activeren bij donker (↓ glutamaat → hyperpolarisatie)

50
Q

Retinale ganglioncellen?

A
  • Output via n. opticus
  • en dan naar LGN (laterlae geniculate nucleus)

VIA ACTIEPOTENTIALEN

51
Q

Wat zijn magno cellen

A

Magno:
- input van staafjes, via magno-cellulaire lagen in LGN

52
Q

wat zijn parvo cellen?

A

Parvo:
- input van kegeltjes, via parvo-cellulaire lagen in LGN

53
Q

Q: Wat doen retinale ganglioncellen?

A

Ontvangen input van bipolaire (en amacriene) cellen

Genereren actiepotentialen

Verzenden visuele info via de nervus opticus naar de hersenen (LGN)

Hebben center-surround receptieve velden (ON-center / OFF-center)

54
Q

Hoe werken on en off types?

A

fotoreceptor -> bipolaire cel -> ganglion cel

licht: dus hyperpolarisatie en dus minder glutamat

A1: MGluR6 receptor: depolarisatie

A2: meer afgifte van glutamaat

A3: AMPA -> depolarisatie en dus meer actiepotentialen

B1: AMPA en kainete receptoren -> hyperpolarisatie

B2: minder afgifte glutamaat

B3: AMPA, hpyerpolarisatie en minder actiepotentiaal

55
Q

fc 54 anders uitgelegd

A

Stap voor stap bij lichtinval (licht op fotoreceptor):
Algemeen begin:
Fotoreceptor (staafje of kegeltje) → hyperpolariseert →
→ minder glutamaat afgegeven aan bipolaire cel

🔹 ON-bipolaire cel (actief bij licht)
Receptor: mGluR6 (gevoelig voor minder glutamaat)

Effect: Minder glutamaat → depolarisatie

→ Meer glutamaat afgegeven aan ganglioncel

→ AMPA-receptoren op ganglioncel → depolarisatie → actiepotentialen
✅ Dus: licht activeert de ON-route → signaal gaat door

🔸 OFF-bipolaire cel (actief bij donker)
Receptor: AMPA/kainaat (nodig voor glutamaat)

Effect bij licht: Minder glutamaat → hyperpolarisatie

→ Minder glutamaat naar ganglioncel

→ AMPA-receptor krijgt niks → hyperpolarisatie → weinig tot geen actiepotentialen
❌ Dus: licht remt de OFF-route → geen signaal

56
Q

Q: Wat zijn amacriene cellen?

A

Interneuron in het netvlies dat signalen tussen bipolaire en ganglioncellen modificeert, vooral voor bewegingsdetectie en contrast.

57
Q

Horizontale cel?

A
  • Laterale verbinding over groter gebied
  • glutamaat receptor
  • graded response

Zorg dus voor interactie tussen fotoreceptoren.

58
Q

Q: Wat is een graded response?

A

Een elektrische reactie waarvan de sterkte afhangt van de prikkelsterkte, zonder drempel of alles-of-niets-effect. Komt voor bij fotoreceptoren, bipolaire en horizontale cellen.

59
Q

Q: Wat is de rol van horizontale cellen bij receptieve velden?

A

Horizontale cellen zorgen voor laterale inhibitie, waardoor ganglioncellen een center-surround receptief veld krijgen.

→ Licht in het centrum van het veld activeert de ganglioncel,
→ Licht in de periferie remt juist de activiteit.
🎯 Dit verhoogt het contrast en helpt je vormen en randen beter te zie

60
Q

Q: Wat is een center-surround receptief veld?

A

Een gebied in het netvlies waarbij het centrum en de periferie tegengesteld reageren op licht:

ON-center: licht in het midden activeert, licht aan de rand remt

OFF-center: licht in het midden remt, licht aan de rand activeert

61
Q

Q: Waar zorgen ganglioncellen in het netvlies voor?

A
  • Ze verzamelen visuele info van bipolaire en amacriene cellen
  • Ze verzenden actiepotentialen via de nervus opticus naar de hersenen
  • Ze dragen bij aan contrast, beweging en vormherkenning via receptieve velden
63
Q

Wat is een receptief veld in de retina?

A

Een deel van het visuele veld waarop een visuele cel reageert. Grotere velden geven lagere spatiële resolutie, overlappende velden zorgen dat meerdere cellen één gebied kunnen waarnemen.

64
Q

Wat is een center-surround structuur?

A

Een organisatievorm van receptieve velden waarbij het centrum en de omringende zone tegengestelde reacties geven op licht (bijv. activatie in het centrum, inhibitie in de surround).

65
Q

Wat zijn de twee typen center-surround receptieve velden?

A
  • On-center / Off-surround
  • Off-center / On-surround
66
Q

Wat gebeurt er bij een On-center ganglioncel als licht in het centrum valt?

A

De cel vuurt meer actiepotentialen.

67
Q

Wat gebeurt er bij een Off-center ganglioncel als licht in het centrum valt?

A

De cel vuurt minder actiepotentialen.

68
Q

Wat bepaalt de reactie van een bipolaire of ganglioncel op licht?

A

De verdeling van licht over het receptieve veld (center en surround).

69
Q

Wat is het verschil tussen magno- en parvo-ganglioncellen?

A

Magno-cellen verwerken helderheid (contrast in intensiteit); parvo-cellen verwerken kleur (contrast tussen typen kegeltjes).

70
Q

Wat zijn ipRGCs?

A

Lichtgevoelige ganglioncellen met melanopsine die projecteren naar de suprachiasmatische kernen (biologische klok).

71
Q

ALLEEN RETINALE ganglion cel doet actiepotentiaal