vo Flashcards

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wil je aanvullend weten bij een 25-jarige man met visusklachten rechts?

A
  • Visusproblemen in beide ogen of één?
  • Klachten monoculair/binoculair?
  • Andere neurologische symptomen (duizelig, dubbelzien, krachtsverlies)?
  • Tijdsverloop en triggers (inspanning, warmte)?
  • Anamnese voor MS (recidiverend, leeftijd)?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar lokaliseer je een visusstoornis rechts zonder pijn?

A

Postchiasmaal links (bijv. optische radiatie of visuele cortex).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij een jonge patiënt met visusklachten die spontaan herstellen en later dubbelzien krijgt?

A

Multipel Sclerose met als klacht Interne Nucleaire Oftalmoplegie (INO).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zie je bij een INO (interne nucleaire oftalmoplegie)?

A
  • Aangedane zijde: geen adductie
  • Contralaterale oog: nystagmus bij abductie
  • Laesie in FLM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke structuren zijn betrokken bij conjugate blikbewegingen?

A
  • Nucleus abducens (VI)
  • Nucleus oculomotorius (III)
  • PPRF
  • FLM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de symptomen van een FLM-laesie bij MS?

A
  • Dubbelzien bij laterale blik
  • Vertraagde/afwezige adductie ipsilateraal
  • Nystagmus contralateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij een 68-jarige vrouw met ataxie links en hemiparese links, waar zit de laesie waarschijnlijk?

A

In de rechter hersenstam (vaak pons), want:
- Ataxie ipsilateraal → cerebellaire verbindingen
- Hemiparese contralateraal → piramidebaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent het als een patiënt een N. III uitval + ataxie links + hemiparese links heeft?

A

Syndroom van Weber (mesencefale laesie aan rechterzijde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke structuren worden aangetast bij het syndroom van Weber?

A
  • N. oculomotorius (III)
  • Pedunculus cerebri
  • Mogelijk cerebellaire pedunculus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen centrale en perifere facialisparese?

A
  • Centraal: alleen onderste gezichtshelft aangedaan, voorhoofd gespaard
  • Perifeer: gehele gezichtshelft aangedaan (Bell’s palsy)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe herken je een perifere n. facialis parese?

A
  • Scheef gezicht
  • Oog sluiten lukt niet
  • Mondhoek hangt
  • Voorhoofd niet rimpelbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe lokaliseer je een hersenbloeding met motorische uitval en sensibiliteitsverlies?

A

Contralaterale hemisfeer of capsula interna, afhankelijk van exacte symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van de FLM (fasciculus longitudinalis medialis)?

A

Coördinatie van conjugate oogbewegingen tussen n. abducens (VI) en n. oculomotorius (III) via de hersenstam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er bij een laesie in de FLM?

A
  • Ipsilaterale adductiebeperking
  • Contralaterale abductienystagmus
    → Interne Nucleaire Oftalmoplegie (INO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar ligt de PPRF en wat is de functie?

A

In de pons; het is het blikcentrum voor horizontale saccades.

17
Q

Welke hersenzenuwen zijn betrokken bij horizontale oogbewegingen?

A
  • N. abducens (VI) → m. rectus lateralis
  • N. oculomotorius (III) → m. rectus medialis (via FLM)
18
Q

Wat is de volgorde van activatie bij een blik naar links?

A
  1. Linker PPRF activeert
  2. Linker n. abducens → linker oog abductie
  3. FLM → rechter n. oculomotorius → rechter oog adductie
19
Q

Welke structuur ligt mediaal van het 4e ventrikel in de pons?

A

Nucleus abducens

20
Q

Waar ligt de FLM in een dwarsdoorsnede van de pons?

A

Mediaal, dicht bij de 4e ventrikel en de nucleus abducens

21
Q

Welke hersenstamkernen zie je op niveau colliculus superior?

A
  • Nucleus nervi oculomotorii (N. III)
  • Edinger-Westphal kern
  • Substantia nigra
  • FLM
22
Q

Wat innerveert de Edinger-Westphal kern?

A

Parasympathische vezels naar m. sphincter pupillae en m. ciliaris (via n. oculomotorius)

23
Q

Waar ligt de substantia nigra en wat is de functie?

A

In het mesencephalon; dopamineproductie voor motorische controle (parkinson-gerelateerd)

24
Q

Wat zie je in de pons op doorsnede bij het niveau van de nervus facialis?

A
  • Nucleus nervi facialis
  • Nucleus spinalis nervi trigemini
  • Nucleus abducens
25
Q

Wat is de functie van de nucleus spinalis nervi trigemini?

A

Geleiding van pijn- en temperatuurzin van het aangezicht

26
Q

Welke drie cerebellaire pedunkels zijn er, en waar gaan ze heen?

A
  • Superior: naar mesencephalon
  • Middle: van pons naar cerebellum
  • Inferior: van medulla naar cerebellum
27
Q

Waar ligt de mediale lemniscus en wat is de functie?

A

Mediaal in de pons en mesencephalon; vervoert proprioceptie en fijne tast

28
Q

Welk systeem loopt naast de mediale lemniscus?

A

Het anterolaterale systeem (tractus spinothalamicus): pijn en temperatuur

29
Q

Welke banen gaan door het crus cerebri (pedunculus cerebri)?

A
  • Corticospinale baan (motoriek)
  • Corticobulbaire baan (naar hersenzenuwkernen)
30
Q

Wat innerveert de corticobulbaire baan?

A

Motorische hersenzenuwkernen (bijv. facialis, trigeminus, hypoglossus)

31
Q

Wat zie je op het niveau van de colliculus inferior?

A
  • FLM
  • Ponskernen
  • Aquaduct
32
Q

Wat is het verschil tussen de colliculus superior en inferior?

A
  • Superior: visuele reflexen
  • Inferior: auditieve reflexen (beide in mesencephalon)