HC 5.7: Tumor evolutie: Klinische implicaties van intratumor heterogeniteit Flashcards
dogma van de kanker biologie:
kanker is een ziekte van het DNA.
de oorzaak van kanker is dat er afwijkingen, mutaties, zijn in het DNA die leiden tot afwijkingen van eiwitten (te weinig/te veel/ te actief/inactief)
eigenschappen van kankercellen:
- hebben afwijkingen in hun DNA (mutaties)
- onttrekken zich aan regulatie van groei (blijven zich ongeremd delen, maar gaan niet meer dood)
- dringen het omringende weefsel binnen (invasie) en vormen uitzaaiingen op afstand (metastasen)
tumor cel vs een normale cel:
- genomische afwijkingen van het DNA
- veranderingen op transcriptie niveau (mRNA, non-coding RNA’s)
- epigenetische veranderingen (DNA methylering, histon modificatie)
- verandering in eiwitten (expressie, activiteit)
er kunnen dus op meerder niveaus en dus niet alleen op het DNA, fouten ontstaan/mutaties.
tumoren zijn genomisch instabiel. dat betekent dat er dus mutaties voorkomen in die tumoren. we maken daarbij onderscheid tussen 2 soorten mutaties:
- specifieke afwijkingen (een afwijking die direct invloed heeft op hoe een cel zich gedraagt) (dit noemen we drivers)
- niet-specifieke genomische afwijkingen (passengers/hitchhikers, zijn er heel even, maar zijn niet van belang voor het in stand houden van de tumor, dus deze kunnen op een gegeven moment ook weer verdwijnen) (age-related genomic aberrations, dat zijn foutjes/mutaties die optreden naar gelang een individu ouder wordt. hoeven niet perse tumoren te geven)
een driver mutaties zorgt er dus echt voor dat een cel een tumorcel wordt en die mutatie is in staat om de tumorcel in stand te houden. die driver mutatie zal dus ook altijd aanwezig zijn in een tumor.
proto-oncogen:
- is een gen dat bij iedereen in het DNA aanwezig is
- zolang dit gen aanwezig is, is er niks aan de hand
- zodra er een mutatie plaatsvindt in 1 van de allelen van een proto-oncogen, verandert het in een oncogen
- dit oncogen kan dan dus bijdragen aan het ontstaan van een tumor
tumor-suppressor genen:
- als je twee van deze genen hebt, dan is er niks aan de hand
- wanneer er dan een afwijking ontstaat in 1 van de genen, dan heb je er nog maar 1 over, maar dat is in principe genoeg
- maar wanneer er dan iets gebeurt met de ene overgebleven allel, dan is er dus geen suppressie meer van tumoren
bij een proto-oncogen heb je genoeg aan 1 afwijking/mutatie om een tumor te laten groeien.
bij tumor-suppressor genen zijn er 2 afwijkingen/mutaties nodig om een tumor te laten groeien.
clonale dominantie:
een bepaalde cloon groeit harder dan de rest (vaak door nog meer mutaties die die ene cel heeft t.o.v. de andere cellen)
uiteindelijk zien we dus bij klinische tumoren, dat cellen verschillend zijn, ze hebben een verschillend aantal mutaties en verschillende soorten, maar ze zijn wel allemaal uit dezelfde cel ontstaan. dat noemen we heterogeniteit.
het is dus een clonale proliferatie, met als netto eindresultaat, dat er een heterogene cel populatie is en dat een deel van de DNA afwijkingen dus niet in alle cellen voorkomt.
coverage:
aantal malen dat een basepositie (onafhankelijk) bepaald is