HC 4.5: Ontregeling apoptose in kankercellen Flashcards
als een cel onder stress komt te staan of er is DNA schade, dan:
kan de cel kiezen voor:
- apoptose
- senescence
apoptose:
- celdood en celproliferatie zijn in balans gedurende het leven van een multicellulair-organisme
- celproliferatie en celdifferentiatie maar ook celdood horen bij de normale ontwikkeling van zoogdieren
- de meeste celdood gebeurt door een normaal proces van geprogrammeerde celdood, apoptose
- apoptose is streng gereguleerd
in een volwassen mensen lichaam gaan 50 miljard cellen per dag dood door apoptose.
ook is apoptose volop aanwezig tijdens de (embryonale) ontwikkeling van zoogdieren, denk aan het vormen van vingers in de baarmoeder
er kan dus apoptose, geprogrammeerde celdood, optreden, maar er kan ook necrose optreden. Necrose is een andere manier om dood te gaan, voor een cel.
kenmerken apoptose:
- treedt op als gevolg van fysiologische signalen
- actief proces
- een ‘schone’ dood, geen immuun response
kenmerken necrose:
- treedt op na externe beschadiging
- veroorzaakt ontstekingsreactie en weefselschade
hoe werkt apoptose?
- normale cel krijgt signaal om tot apoptose over te gaan
- cel krimpt (organellen en kern krimpen ook)
- er vindt fragmentatie plaats van de cel
- er worden tijdens die fragmentatie, membranen gevormd om ieder organel
- en uiteindelijk worden al die fragmentjes (apoptotische bodies) opgeruimd middels fagocytose
- er vindt geen immuun response plaats
hoe werkt necrose?
- de cel gaat opzwellen
- op een gegeven moment komen organellen van binnen de cel, buiten de cel terecht
- die organellen buiten de cel, wekt een immuunreactie op
- dat geeft inflammatie
verschil tussen apoptose en necrose:
- zwelling van de cel: Necrose
- afbraak van DNA: Apoptose + Necrose
- fagocytose van de dode cel: Apoptose
- Barsten van de cel: Necrose
Apoptose is betrokken bij zowel fysiologische als pathologische processen:
fysiologische processen:
- embryogenese
- afstoten epitheelcellen (darm, huid)
- verwijderen auto-reactieve T cellen
pathologische processen:
- celdood in (pro)tumoren
- celdood na DNA schade of cellulaire ‘stress’
mechanisme van apoptose:
Signaal:
- kan intrinsiek zijn, bijv stress van de cel/DNA schade
- kan extrinsiek zijn, bijv TNF of FASL
Controle en integratie:
- intrinsieke signalen worden doorgegeven via mitochondriële permeabiliteit (Bcl-2 genen familie)
- extrinsieke signalen worden doorgegeven via receptoren
(het signaal komt dus van binnen of buiten, wordt dan doorgegeven en dat gaat dan eiwitten activeren)
Uitvoering:
- een familie van eiwitten die betrokken is, zijn de caspases
- daarnaast hebben we DNAse’s die worden geactiveerd en die gaan DNA afbreken
caspases:
enzymen die eiwitten gaan afbreken
die signalen die dus worden doorgegeven bij apoptose, zorgen uiteindelijk voor de activering van caspases en DNAse’s, wat leidt tot afbraak van eiwitten en DNA.
en uiteindelijk wordt wat achterblijft afgevoerd, dus afvoer van dode cellen/cel fragmenten door fagocytose
apoptose pathway van de extrinsieke (FAS/FASL) pathway:
- FASL bindt aan de FAS receptor
- er vindt een cascade van signalen plaats binnen de cel
- een set van caspases wordt geactiveerd
- eerst caspase 8 en die activeert vervolgens caspase 3
- dat leidt tot apoptose
de extrinsieke pathway van apoptose leidt dus tot activatie van eiwitten (caspases) die dan weer andere eiwitten gaan activeren.
intrinsieke pathway (cytochrome C) van apoptose:
- er is DNA schade
- daardoor gaat het eiwit p53 reageren
- dat eiwit zorgt ervoor dat BAX-genen tot expressie komen
- en die genen zorgen dat cytochrome C (zit in de mitochondriële membranen) wordt vrijgegeven in de cel
- en dat het cytochrome C met andere eiwitten gaat zorgen voor de activatie van caspase 9
- en caspase 9 activeert dan weer caspase 3
- die caspase 3 komt tot expressie en die zorgen dan voor de afbraak van eiwitten
bij de intrinsieke pathway heb je twee families van eiwitten:
- Bcl-2, wat de apoptose remt
- BAX, wat de apoptose induceert
Bcl-2 en BAX:
- de relatieve concentraties van deze twee eiwitten bepaalt of een cel wel of niet in apoptose gaat/is
- doen beide hun werk aan de mitochondriële membraan
- Bcl-2 zorgt ervoor dat een cel niet in apoptose gaat, dus het zorgt ervoor dat er geen cytochrome 2 wordt vrijgemaakt
- wanneer er een signaal komt dat de cel wel in apoptose moet gaan, dan veranderen de verhoudingen van Bcl-2 en BAX, waardoor Bcl-2 geblokkeerd wordt en BAX juist vrij kan komen, waardoor cytochrome C vrijkomt en de caspase cascade in gang kan worden gezet
mitochondriële pathway bij een normale cel:
- krijgt een signaal dat de cel moet delen, die groeifactor die bindt aan de groeifactor receptor op de cel
- op de mitochondria bevinden zich de Bcl-2 (waaraan BAX gelinkt zit) als een soort kanaal/opening
- in de normale cel die moet delen, is dat ‘kanaal’ gesloten/geblokkeerd, waardoor het cytochrome C wat zich in het mitochondrium bevindt niet naar buiten kan komen