HC 2.2: DNA schade en reparatie: deel 2 Flashcards
hoe worden DNA beschadigingen hersteld?
- er zijn templates nodig voor DNA schade herstel
- de aanwezigheid van die templates zorgt voor een nauwkeurig herstel
- wat voor templates? –> zusterchromatide en homologe chromosoom
wanneer wordt de template ‘complementaire DNA streng’ gebruikt?
- mismatched baseparen
- intrastreng DNA crosslinks
- enkelstrengs DNA breueken
waarvoor is de template ‘complementaire DNA streng’ geschikt?
alleen geschikt voor herstel van DNA schade waarbij alleen één van beide DNA strengen is beschadigd
wanneer wordt de template ‘zusterchromatide/ homologe chromosoom’ gebruikt?
- interstrengs DNA crosslinks
- Dubbelstrengs DNA breuken
waarvoor is de template ‘zusterchromatide/ homologe chromosoom’ geschikt?
geschikt voor het herstel van DNA schade waarbij beide DNA strengen zijn beschadigd
2 mechanismen voor herstel van dubbelstrengs DNA breuken:
- Niet-homologe DNA eindverbinding
- Homologe recombinatie
Niet-homologe DNA eindverbinding:
- direct aan elkaar ligeren/plakken van de twee uiteinden van een DNA breuk
- gebruikt geen template
homologe recombinatie:
- uitwisseling van DNA tussen DNA moleculen
- gebruikt voornamelijk het zusterchromatide template
niet-homologe DNA eindverbinding gebruikt geen template en het herstel is daarom onnauwkeurig.
homologe recombinatie gebruikt wel een template en zorgt daardoor voor nauwkeurig herstel.
niet-homologe DNA eindverbinding:
- KU70 en KU80 heterodimeer herkennen de dsDNA breuk
- samen met DNA-PKcs en ligase brengt het de twee uiteinden weer aan elkaar
- dus zonder het gebruik van homologe templates
- er is wel kans dat hierbij soms wat kleine deleties ontstaan
- na het ‘helen’ van de breuk is celdeling gewoon mogelijk, maar door het niet gebruiken van een template gaat het wel ten koste van de nauwkeurigheid van de DNA code
dubbelstrengse DNA breuken:
door schade ontstaan er dubbelstrengse DNA breuken, die wanneer ze niet hersteld worden kunnen leiden tot fragmentatie van chromosomen en verlies van genen
niet-homologe DNA eindverbinding wordt ook gebruikt voor het koppelen van verschillende fragmenten van antilichamen.
en de onnauwkeurigheid van niet-homologe DNA eindverbinding vergroot de diversiteit aan antilichamen
van alle 22 chromosomen hebben we er 2, die homoloog zijn. ze lijken op elkaar maar zijn niet geheel identiek, want 1 van vader en 1 van moeder.
na replicatie ontstaan er per chromosoom 2 identieke zusterchromatiden
herstel van een dubbelstrengs DNA breuk door homologe recombinatie:
- door bijv. röntgen straling, ontstaat een dubbelstrengs DNA breuk
- nadat die breuk is ontstaan, wordt er bij beide strengen aan de zijkant van die breuk nog wat extra DNA weggehaald
- daardoor kunnen de enkelstrengs stukjes DNA een homologie gaan zoeken met de zusterchromatide
- die zusterchromatide wordt dan gekopieerd
- en dan komen de originele strengen en de zusterchromatide los van elkaar en is het hersteld
1 van de belangrijkste eiwitten bij homologe recombinatie:
RAD51