HC 1.7: Van gewone cel tot kankercel Flashcards

1
Q

eerste versie hallmarks of cancer:

A
  • had maar 6 hallmarks, inmiddels hebben de meest nieuwe versies er ongeveer 14
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1e hallmark:

A

Blijven delen
- om tot die deling te komen, is er een groeifactor nodig
- die groeifactor wordt ergens buiten de cel gemaakt
- via een groeifactor receptor zet die groeifactor de cel aan tot groeien/prolifereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tumor die deelt:

A
  • een tumor heeft de mogelijkheid om te kunnen delen en groeien zonder signaal van een groeifactor
  • een tumor kan zelf veel groeifactor maken of hij kan zijn omgeving er toe aanzetten
  • of de tumor heeft een receptor die geactiveerd is ook als er geen ligand/groeifactor aanwezig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2e hallmark:

A

Remming ontwijken
- normale cellen luisteren naar signalen die de groei remmen
- er is daarbij dus sprake van terugkoppeling, een soort aan-uit schakelaar
- RAS is een voorbeeld, het wordt geactiveerd door de groeifactor receptor, maar zodra het signaal voor activatie weg is, wordt RAS weer inactief
- er zijn mutaties in RAS, die er voor zorgen dat dat eiwit niet meer uitgeschakeld/inactief wordt
- wanneer een cel dus niet meer geremd wordt bij de proliferatie, zal de deling en proliferatie dus toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3e hallmark:

A

Celdood weerstaan
- normale cellen kunnen allerlei mechanismen activeren die tot celdood kunnen leiden, bijv. wanneer cellen te veel DNA schade hebben
- die mechanismen zetten de cel aan om geprogrammeerd eiwitten en DNA af te breken (apoptose)
- tumor: schakelt apoptose uit
- die cellen die juist heel veel prolifereren ondervinden juist heel veel stress en veel signalen om tot apoptose over te gaan, maar dat wordt dus tegengegaan, door het uitschakelen van die apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4e hallmark:

A

Oneindige celdeling
- normale cellen kunnen slechts een bepaald aantal keer delen (uitzondering stamcellen, die ongeveer oneindig door kunnen delen)
- oorzaak hiervan is dat telomeren korter worden bij iedere celdeling, en op het moment dat die telomeren bijna helemaal verdwenen zijn, kan de cel niet meer verder delen
- tumor: zorgt voor het weer inschakelen van de telomeer verlenging (net zoals bij stamcellen) waardoor de cel weer kan delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

telomeer verlenging:

A

zorgt ervoor dat bij een deling dat de telomeren evenveel worden verlengd als dat ze verkort zijn tijdens de deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil tussen hallmark 1 en 4 (blijven delen vs oneindige celdeling)

A
  • gaspedaal en brandstoftank
  • gaspedaal is als het blijven delen, het gaspedaal is nodig om te gaan rijden en om te blijven rijden
  • maar brandstoftank bepaalt hoelang je kan blijven doorrijden, net als het oneindige delen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5e hallmark:

A

Vorming van nieuwe bloedvaten
- de groeiende tumor heeft veel voedingsstoffen nodig
- tumor zal dus vorming van nieuwe bloedvaten (angiogenese) stimuleren
- de tumor moet de directe omgeving ondersteunend maken om te groeien, dit is hetzelfde principe als bij wondgenezing waarbij ook angiogenese moet plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

angiogenese alleen bij:

A

solide tumoren, geen circulerende tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

er ontstaat een soort steunweefsel/netwerk in de tumor, dat noemen we:

A

stroma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bij voldoende angiogene groeifactoren ontstaat:

A

de angiogene switch, het moment waarop de angiogenese begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zodra de angiogene switch is gemaakt, kan de tumor:

A

in meer of mindere mate stroma gaan ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stroma:

A
  • is een gevolg van angiogenese
  • het is ondersteunend weefsel met bloedvaten en ontstekingscellen, deze zijn de tumor in gegroeid
  • stromacellen ondersteunen de tumor
  • zorgt voor zuurstof aanvoer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stroma cellen:

A

endotheel
fibroblasten
ontstekingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tumoren moeten vaatjes maken om verder te groeien dan:

A

2 mm

17
Q

VEGF:

A

een belangrijke stof die in staat is om vaatjes te induceren

18
Q

6e hallmark:

A

Invasie en metastase
- tumor is in staat om barrières te doorbreken, het basaalmembraan
- tumor dringt in omliggende weefsel binnen door doorbreken van het basaalmembraan (invasie)
- tumorcellen kunnen over grote afstanden worden getransporteerd en daar nieuwe tumoren geven (metastasering)

19
Q

metastase:

A
  • als een cel invasie heeft ‘ondergaan’ het is dus door de eerste barrière heen gebroken, dan moet het nog een barrière doorbreken om in een bloedvat te komen
  • de cel lift mee
  • moet weer uit dat bloedvat zien te breken en op die plek zien uit te groeien
20
Q

EMT:

A

Epitheliale Mesenchymale Transitie
cellen gaan na invasie de bloedbaan in
(de epitheel cel ondergaat een verandering waardoor die in staat is om het bloedvat in te komen, de cel ondergaat de EMT)

21
Q

MET:

A

Mesenchymale Epitheliale Transitie
cellen gaan weer vanuit het bloedvat het weefsel in

22
Q

3 belangrijke genen bij die transformaties:

A

Twist, Zeb en Snail

23
Q

voor metastase is invasie nodig

A
24
Q

veel epitheliale tumoren ondergaan een EMT, die optreedt na invasie (kernbegrip: plasticiteit)

A

voor uitgroei op de metastase plek is MET nodig

25
Q

enabling caractheristics:

A

eigenschappen die een cel niet perse tot kankercel maken, maar het zijn kenmerken die cellen die op weg zijn naar een kankercel te helpen om versneld die richting op te gaan of die dat ondersteunen

26
Q

7e hallmark (enabling caractheristics):

A

Genoom instabiliteit en mutaties
- een tumorcel moet in heel veel verschillende processen mutaties ophopen
- normaal gesproken wordt dat tegengegaan door DNA schade reparaties
- bij genetische ziektes, waarbij je een verhoogde kans hebt op kanker, zien we dat die DNA schade reparaties niet werken
- een tumor is dus in staat om die DNA reparaties pathways uit te schakelen of minder effectief te maken

27
Q

8e hallmark:

A

Deregulatie van de energievoorziening
- er gaat heel veel glucose naar een tumorcel
- tumorcellen leven vooral van de glycolyse
- er wordt in die tumorcellen vanuit pyruvaat, lactaat gevormd, wat veel minder ATP moleculen oplevert dan de oxidatieve fosforylering
- een tumorcel maakt dus vanuit pyruvaat lactaat, wat als voordeel heeft dat bij die pathway, veel bouwstenen vrijkomen die de tumorcel kan gebruiken voor groei en proliferatie

28
Q

de glycolyse waarbij lactaat wordt gevormd, geeft snel delende tumorcellen metabole intermediairen die nodig zijn voor synthese van cellulaire componenten

A
29
Q

9e hallmark:

A

Tumor bevorderende ontsteking
- chronische ontstekingen kunnen tumor bevorderend zijn
- tumoren ‘gebruiken’ immuun cellen om stroma ‘naar hun hand te zetten’
- vooral granulocyten en macrofagen kunnen bevorderend zijn voor invasie en metastase

30
Q

10e hallmark:

A

Ontsnapping aan het immuunsysteem
- tumorcellen hebben veel mutaties, wat kan leiden tot expressie van nieuwe eiwitten
- het immuunsysteem kan die nieuwe eiwitten detecteren en elimineren (immunisurveillance)
- tumoren hebben trucjes om het afweersysteem op het verkeerde been te zetten
- tumoren activeren daarom mechanismen die het immuunsysteem minder actief maken

31
Q

hoe noemen we het mechanisme van tumoren om immunosurveillance te inactiveren?

A

immune evasion

32
Q

belangrijke cellen binnen de immuno surveillance:

A

cytotoxische T-cellen, die in staat zijn om tumorcellen in apoptose te laten gaan

33
Q

hoe weten cytotoxische T-cellen wat ze moeten doen?

A
  • ze moeten leren om de ‘slechte’ dingen te herkennen
  • dendritische cellen, die de antigenen en andere fragmenten fagocyteren en daarna in de lymfeklier presenteert aan CD8 T-cellen die zich vervolgens specialiseren tot het heel specifiek herkennen van eiwitten op het buitenmembraan van tumorcellen en dan de cel kunnen laten overgaan tot lysis
34
Q

4 stappen invasie:

A

1 loosening
2 losmaken van de verankering
3 afbreken basaalmembraan
4 bewegen