HC 2.6: Next Generation Sequencing Flashcards

1
Q

opbouw van DNA in de cel:

A
  • het DNA zit in de celkern, opgevouwen in chromosomen
  • die DNA strengen zitten om histonen gewikkeld (die ‘eenheden’ noemen we nucleosomen)
  • het DNA bestaat uit veel verschillende genen
  • en uiteindelijk, het meest ingezoomd, zien we dat DNA uit basenparen bestaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

karyogram van normale cellen:

A

2 keer 23 chromosomen
en 2 geslachtschromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

complementariteit bij DNA:

A
  • A tegenover T
  • C tegenover G
    A-T met 2 waterstofbruggen aan elkaar gebonden
    C-G met drie waterstofbruggen aan elkaar gebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

van DNA naar eiwit:

A
  • transcriptie, van DNA naar mRNA
  • translatie van mRNA naar een eiwit
  • iedere 3 nucleotiden in het RNA vormt een aminozuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DNA sequencing:

A

het bepalen van de volgorde van de 4 nucleotiden/basen, waaruit het DNA molecuul bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PCR (polymerase chain reaction):

A

is een techniek om heel veel extra kopieën te maken van DNA
- iedere cyclus van PCR wordt het aantal DNA, de regio van interesse binnen het DNA, verdubbeld.
1e cyclus: n=2
2e cyclus: n=4
20e cyclus: n> 1 miljoen
Die hoeveelheid aan kopieën is nodig om het DNA te kunnen analyseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mutatie in DNA:

A

een mutatie in het DNA, zorgt voor een mutatie in het RNA en dus voor een mutatie van een eiwit.
dit kan uiteindelijk leiden tot een verhoogde of juist verlaagde activiteit van het eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tumorcellen en mutaties:

A

bij tumorcellen is er vaak geen sprake van maar 1 mutatie. het heeft te maken met een opeenvolging van mutaties die zich opstapelen in de cel. uiteindelijk zorgt dat er voor dat een normale cel verandert in een tumorcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

type mutaties:

A
  • silent mutatie: wanneer er wel een basenpaar is veranderd en er dus een mutatie is, maar dat het nog steeds codeert voor hetzelfde eiwit, waardoor de mutatie niet opvalt
  • missense mutatie: wanneer er een basenpaar is veranderd en er dus een mutatie is, maar dat het daardoor codeert voor een ander aminozuur. de aminozuur volgorde verandert dus
  • Nonsense mutatie: wanneer er een basenpaar verandert en er dus een mutatie is, waardoor het aminozuur nu opeens vroegtijdig codeert voor een stop codon. je krijgt hierdoor een eiwit wat niet af is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeelden van toepassingen van DNA-sequencing in de oncologie:

A
  • Differentiaal diagnostiek (sommige mutaties zijn specifiek voor een bepaald type tumor)
  • Therapiekeuze (steeds meer gerichte therapieën op tumoren met een bepaalde mutatie)
  • Clonaliteitsanalyse (bepalen of iets een metastase is of een 2e primaire tumor)
  • Oncogenetica (kijken of patiënten erfelijk belast zijn met bepaalde mutaties)
  • Weefselidentificatie (bij twijfel over welk biopt bij welke patiënt hoort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sanger Sequencing:

A
  • je hebt een mix van een DNA template, primers en nucleotiden die fluoriserend gellabeled zijn
  • je bouwt die fluoriscerende nucleotiden achter elkaar in op je DNA molecuul/template
  • met behulp van een laser kan je die fluoriscerende nucleotiden aflezen
  • en zo dus de volgorde van die nucleotiden bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verschil en overeenkomsten Sanger Sequencing en Next Generation Sequencing:

A
  • bij NGS wordt net als bij Sanger de nucleotiden volgorde van een stuk DNA bepaald
  • maar bij NGS kan je heel veel DNA moleculen in 1 keer sequencen en ook van meerdere patiënten tegelijk tijdens 1 run
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 verschillende manieren om te sequencen:

A
  • amplicon based sequencing
  • gehydraliseerd verrijkte sequencing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

amplicon based sequencing:

A
  • op een bepaald gen ligt een bepaald stuk waarin veel bekende mutaties in voorkomen, waarvan we dus willen weten of de patiënt die mutatie heeft
  • middels PCR ga je die target regions in het DNA sequencen
  • aan die gekopieerde stukken plak je vervolgens adapters vast (zodat je straks nog kan herkennen welk stukje DNA molecuul het oorspronkelijke target region is)
  • want er worden vele duizenden target regions tegelijk gesequenced, dus die adapters zijn een herkenningspunt om ze later te identificeren
  • nu zijn die stukken DNA dus klaar om te worden gesequenced
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gehydraliseerd verrijkte sequencing: (hybridization enrichment sequencing)

A
  • je gaat niet eerst PCR doen, je knipt het hele DNA stuk, inclusief dus target region, in kleine stukjes
  • aan al die verschillende stukjes worden dan adapters vastgemaakt
  • met een prope er aan vast, haal je het stukje DNA van interesse eruit (de rest van de stukjes worden eigenlijk niet gebruikt)
  • aan hele kleine magneetjes gaat die prope dan zitten en dan ga je dus uiteindelijk alleen die target regions sequencen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hybridization enrichment/based sequencing deel 2:

A
  • je houdt dus van deel 1, je regio’s van interesse over
  • aan die fragmenten ga je vervolgens weer adapters toevoegen
  • aan die adapters zitten primer locaties en een locatie die aan de flowcel kan binden, wat ook gebeurt
  • vervolgens bindt het andere uiteinde van het fragment aan een primer die ook op de flowcel aanwezig is
  • er vormt zich dus een soort bruggetje van een fragment
  • er vindt dan een PCR reactie plaats, waardoor een tweede DNA molecuul wordt gevormd (parallel aan het bruggetje)
  • je krijgt dan twee kopieën (die fragmenten gaan ook weer rechtop staan i.p.v. als bruggetje)
  • dit gebeurt meerdere keren, waardoor je uiteindelijk clusters krijgt van dezelfde fragmenten
  • vervolgens worden er aan die fragmenten gelabelde nucleotiden ingebouwd en door middel van een foto wordt de nucleotiden volgorde bepaald (alle nucleotiden hebben een bepaalde kleur)
17
Q

gebruik van barcodes:

A
  • om te kunnen achterhalen welk DNA van welke patiënt is, is het belangrijk om de stukken DNA te merken
  • daarvoor worden er barcodes toegevoegd aan de adapters
18
Q

data verwerking:

A
  • nadat de sequencer het DNA heeft gesequenced heb je wel een nucleotiden volgorde, maar dan moet dat nog geanalyseerd worden
  • daarvoor heb je een bio informatische data verwerking
  • die gaat elk stuk nucleotide volgorde vergelijken met het humane genoom
  • daarmee kan achterhaald worden van welke mutaties er sprake is
19
Q

waarom vinden we soms niet altijd de mutatie, of heeft een deel van de DNA stukken die gesequenced zijn geen mutatie?

A
  • ieder gen heeft 2 allelen, en vaak is er maar 1 allel gemuteerd, dus vind je ook stukken DNA zonder de mutatie
  • daarnaast wordt er bij een biopt ook altijd wat gewoon weefsel meegenomen en niet alleen tumorweefsel. en dus kan bij sequencen dan een stuk normaal weefsel worden gesequenced, waardoor daar geen mutatie in zit
20
Q

coverage:

A

hoe goed hebben we van een bepaald gen/stuk DNA uiteindelijk bepaald of er een mutatie in zit
(bij een coverage van 2205 reads is de kans groot dat de mutatie gevonden is)
(maar bij een coverage van 1 is de kans juist groot dat de mutatie gemist is)

21
Q

referentie coverage:

A

hoe vaak het gewone genoom is gevonden

22
Q

variatie coverage:

A

hoe vaak de mutatie gevonden is

23
Q

aan de hand van de referentie coverage en variatie coverage kan je dus uiteindelijk terug rekenen wat de frequentie is van een mutatie

A

variatie coverage: 1031
coverage: 2205
van is de variatie frequentie: 1031/2205 * 100% = 46,8%

24
Q

bij een tumorcelpercentage van 25%:

A
  • omdat gemuteerde tumorcellen ook nog een normaal allel hebben, is er maar 12,5% gemuteerde allelen aanwezig
  • maar het wildtype allel is dan nog steeds veel meer aanwezig (87,5%)
  • en dus 75% gewone cellen
25
Q

we proberen altijd minimaal 20% tumorcel percentage te hebben, omdat je dan meer nauwkeurigheid hebt. zodat je zeker weet dat de mutatie ook echt aanwezig is en dat het geen artefact is van de techniek.

A
26
Q

tumorcel percentage van 75%:

A
  • de mutatie is dan in 37,5% van de allelen aanwezig
  • het wildtype allel is dan 62,5% van de gevallen
27
Q

Variatie Allel Frequentie (VAF):

A

hoe vaak een variant op een specifieke positie voorkomt ten opzichte van de referentie sequentie.
dit is afhankelijk van:
- gen (oncogen vs tumor-suppressor-gen)
- tumorcel percentage

28
Q

coverage:

A
  • aantal malen dat een base-positie bepaald is
  • hoe hoger de coverage hoe beter (‘deeper’) gesequenced
29
Q

WES (Whole Exome Sequencing):

A

sequencen van alle exonen (coderende regio’s) van alle genen