H3.6: Humane genoom en alayse van genexpressie met microarrays en NGS Flashcards

1
Q

Humane genoom bestaat uit 2 typen DNA

A
  • Mitochondriaal DNA
  • Kern DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stappen voor bepalen van sequentie van menselijk genoom

A
  • Isoleren van DNA
  • Kloneren van DNA (m.b.v. bacteriën)
  • Delen van DNA ordenen op de plek van het chromosoom
  • Specifiek deel van DNA in kleine stukjes knippen
  • Sequencen van de kleine stukjes DNA, waarna deze weer in de goede volgorde wordt gezet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Algemene kenmerken humane genoom

A
  • 20.442 eiwit coderende genen
  • 23.982 RNA-only genen welke niet voor eiwitten maar voor RNA coderen
  • Proteoom (volledige set eiwitten gecodeerd door het humane genoom) is veel complexer dan dat van intervertebrale organismen
  • Maar 1.5% van humane genoom bestaat uit coderende sequenties
  • 1/3e deel van genoom wordt getranscribeerd, omdat de meeste genen veel en grote intronen bevatten
  • Ongeveer 50% van genoom bestaat uit hoog repetitief DNA afkomstig van transposable elementen (toevallig in genoom gekomen), maar blijven op vaste plek omdat transposon activiteit verloren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Humane genoom sequentie gebruiken bij

A
  • Identificeren en kloneren van ziektegenen inclusief genen die betrokken zijn bij het ontstaan van kanker zoals BRCA2 en XLP
  • Identificeren van nieuwe genen die verwant zijn aan bekende drug targets. Mogelijkheid om nieuwe farmacologische stoffen te ontwikkelen en oude te verbeteren
  • Vinden van mutaties die overgevoeligheid voor medicijnen veroorzaken. Hierdoor kan de dosis worden aangepast en het risico op bijwerkingen aanzienlijk teruggebracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Microarray analyse (3)

A
  • RNA uit tumor en RNA uit gezond weefsel en vergelijken met labels
  • Geen oplichting: genen komen niet tot expressie
  • Geel: even hard
  • Rood of groen: in ene weefsel meer tot expressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Doel microarray

A

Diagnose, prognose en individuele behandeling verbeteren + genen op een functionele wijze analyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DLBCL (diffuse large B cell lymphoma)

A
  • GC B-like DLBCL
  • Activated B-like DLBCL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Genoom van individu vergelijken met refenrentiegenoom (NGS)

A

Er kunnen varianten in eiwit coderende exonen, varianten die genexpressie beïnvloeden, genduplicaties, kleine deleties en inversies in kaart gebracht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Enorme variabiliteit

A

Ongeveer 44% van de genen zijn heterozygoot voor een of meer varianten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

NGS in praktijk toepassen

A
  • Bepaalde mutaties opsporen
  • Sequencen van RNA om daarmee genexpressie profielen te bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kan je doen met NGS?

A

mRNA sequencen waaruit door het enorme dynamisch bereik veel informatie gehaald kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Informatie van NGS

A
  • Gebruik van alternatieve promotoren
  • Alternatieve splicing
  • Allel-specifieke genexpressie (verschillen tussen de allelen van de ouders)
  • Mutatie detectie
  • Ontdekking van nieuwe exons, niet-coderende RNA’s en microRNA’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly