H1.6: Epidemiologie breder dan etiologie Flashcards

1
Q

Wie is Hippocrates van Kos

A

Eerste die zich bezighield met het beschrijven van de etiologie, het voorkomen en de uitkomsten van ziekten

I.t.t. het beschrijven vanuit een bovennatuurlijk perspectief, beschreef hij dit meer op een rationele wijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epidemiologie

A

Wetenschap die het voorkomen (frequentie) en de verspreiding van ziekte onder de bevolking bestudeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar houdt kankerepidemiologie zich mee bezig?

A

Trends in voorkomen, oorzaken, screening, diagnostiek, behandeling en de prognose van kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat leert de leeftijds- en geslachtsverdeling?

A

Kanker komt vooral voor op oudere leeftijd en vaker bij mannen dan vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom zijn studies van trends in voorkomen en overleving van kanker en sterfte daaraan belangrijk?

A
  • Effecten van veranderde blootstelling aan bekende risicofactoren te monitoren (primaire preventie, anti-rook)
  • Nog onbekende risicofactoren op te sporten
  • Aanknopingspunten voor vervolgstudies bieden
  • Effecten screening evalueren (secundaire preventie)
  • Politieke en beleidskeuzes op baseren/monitoren/beoordelen
  • Effecten behandelingen buiten experimenteel verband evalueren
  • Richtlijn adherentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een van de belangrijkste taken

A

Bepalen van omvang van kankerlast en de evolutie daarvan beoordelen

Hierdoor worden trends in incidentie, prevalentie, sterfte en overleving beter zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet-experimenteel/observationeel onderzoek

A

Retro- als prospectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nadelen niet-experimenteel/observationeel onderzoek

A
  • Minder accurate data over leefstijlfactoren (geheugen, sociaal-wenselijke antwoorden)
  • Alleen data van mensen die mee willen werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vormen van observationeel onderzoek

A
  • Cohort: relatieve risico (RR) berekenen
  • Patiënt-controle: odds ratio (OR) berekenen
  • Ecologisch: op groepsniveau kijken naar de samenhang tussen blootstelling en ziekte
  • Beschrijvend: vastleggen van indicatoren van gezondheid en ziekte in populatie en dus onderzoeken naar variatie in tijd, plaats en bevolkingsgroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Experimenteel/interventioneel

A
  • Prospectief
  • Hogere bewijskracht
  • RCT
  • Interventie- en preventiestudies
  • Randomisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nadelen experimenteel/interventioneel onderzoek

A
  • Kosten
  • Tijdsduur
  • Gelimiteerde externe validiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oorzaken kanker

A
  • Genetische factoren (5-10%)
  • Omgevingsfactoren/leefgewoonten (roken 30%, voeding 10-50%, overgewicht 5-10%)
  • Combinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nederlandse Kankerregistratie (NKR)

Belangrijk

A
  • Incidentie van kanker in Nederland meten
  • Alle nieuwe gevallen registreren inclusief diagnostiek, behandeling en overlijdensdatum
  • Sinds 1989 absolute stijging van kanker, maar zegt niet veel, omdat de bevolking groeit, mensen langer leven en kanker een beter prognose heeft

Stijging is minder uitgesproken als het effect van vergrijzing niet wordt meegenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Plekken van kanker

A
  • Huid
  • Borst
  • Long (kwart sterfte)
  • Prostaat
  • Darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvan is incidentie gestegen sinds 1989?

A
  • Slokdarmkanker
  • Toename overgewicht
  • Reflux, Barret Oesophagus, slokdarmkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gevolg doordat overleving toeneemt?

A

Toename in prevalentie (totaal aantal patiënten met longkanker)

17
Q

Screening kanker

A
  • Borstkanker = mammografie
  • Darmkanker = feces en colonoscopie
  • Baarmoederhalskanker = uitstrijkje
18
Q

Voordelen screenen

A
  • Winst in levensjaren
  • Laag stadium bij ontdekking
  • Minder invasieve behandelingen
19
Q

Nadelen screenen

A
  • Overdiagnosticering
  • Overbehandeling
20
Q

Overlevingsanalyse

A

Per patiënt kijken hoe lang hij overleefd na de kankerdiagnose en dan samenvoegen tot een groep

Vaak per tijdsinterval

21
Q

Betekenis 5-jaars overleving van 80%

A

80% van de patiënten is 5 jaar na diagnose nog in leven

22
Q

Soorten overleving

A
  • Absolute overleving (overall survival): tijd tussen diagnose en sterfte
  • Ziektevrije overleving (disease-specific survival): tijd tussen diagnose en progressie van ziekte
  • Relatieve overleving (relative survival): maat voor ziektevrije overleving
23
Q

Waarvoor zijn kankerregistraties zinvol?

A
  • Bepaling kankerlast en ontwikkeling
  • Onderzoek doen naar zeldzame tumoren waar geen RCT’s voor zijn
  • Implementatie en uitkomsten van nieuwe interventies in de praktijk
  • Inzicht in diagnostiek en behandeling zoals toegepast in praktijk
24
Q

Wanneer zijn registraties valide?

A
  • Volledig
  • Patiënten accuraat gevolgd
  • Relevante gegevens verzameld van goede kwaliteit
25
Q

Klinisch onderzoek heeft 3 fasen

A

In fase 3 kijken of het experimentele middel meerwaarde heeft t.o.v. de standaardbehandeling

Vaak m.b.v. RCT

Belangrijk om dit uiteindelijke resultaat te vergelijken met de praktijk