H2.1: DNA schade en reparatie deel 1 Flashcards
1
Q
Wat zorgt voor polariteit?
A
Elke fosfaatgroep is negatief geladen
2
Q
GC en AT x H-bruggen
A
G-C: 3 H-bruggen
A-T: 2 H-bruggen
3
Q
Centrale dogma van de moleculaire biologie
A
- Er bestaat een informatiestroom van DNA naar eiwit, maar niet andersom
- Als er iets misgaat in het DNA, heeft dit effect op eiwitten
4
Q
Replicatie
A
DNA-synthese
5
Q
Transcriptie
A
Maken van koppie van DNA naar RNA
6
Q
Translatie
A
Vertalen van RNA naar eiwit
7
Q
Deletie
A
Deel van DNA verdwijnt waardoor mRNA korter wordt waardoor er weer verlies van structuur en/of functie van het eiwit optreedt
8
Q
Puntmutatie
A
- Kleine veranderingen in DNA, op bp niveau, leidend tot MIN fenotype (mutationele instabiliteit)
- 1 bp verandert
- Ander mRNA
- Mogelijk verlies van structuur en/of functie
- Hoeft geen effect te hebben
9
Q
Loop vs. sheet
A
- Loop: structuren zijn in elkaar gedraaid
- Sheet: structuren lopen parallel naast elkaar
10
Q
Stochastisch proces
A
- Toevalsproces
- Cascade van mutaties
- Naarmate men langer leeft, vergroot de kans op het ontstaan van kankercellen
11
Q
Vormen van puntmutaties
A
- Transitie/stille mutatie
- Transversie
- Deletie
- Insertie
12
Q
Transitie/stille mutatie
A
- Base verandert, maar aminozuur blijft hetzelfde
- Komt doordat een base is veranderd naar dezelfde base of een base die daarbij past
- Purine –> purine
- Pyrimidine –> pyrimidine
13
Q
Purine
A
- 1 heterocyclische ring
- A of G
14
Q
Pyrimidine
A
- 2 heterocyclische ringen
- T of C
15
Q
Transversie
A
- Overgang van purine –> pyrimidine of andersom
- Missense: aminozuurverandering
- Nonsense: stopcodon
16
Q
Deletie
A
- 1 of enkele aminozuren kunnen leiden tot een verschuiving van het leesraam
- Eiwit langer
- Stopcodon, dus eiwit korter
17
Q
Insertie
A
- Toevoeging van 1 of enkele basen
- Mogelijk leesraamverschuiving