H3.2: Ontstaan van chromosomale afwijkingen Flashcards
1
Q
Bestanddelen chromosoom
A
- DNA
- Histonen
- Andere eiwitten
2
Q
Bestanddelen DNA
A
- Genen (coderen voor eiwitten)
- Centromeer (centrale deel chromosoom)
- Telomeren (uiteinden chromosoom)
3
Q
Uitleg opbouw DNA
A
- Opgerold rondom nucleosomen (bestaan uit histonen)
- Rolt steeds verder op waardoor er een enorm ingepakt stuk DNA in het chromosoom aanwezig is
4
Q
G1-fase
A
- Celgroei
- Meeste cellen
- Van elk chromosoom is 1 kopie aanwezig
5
Q
S-fase
A
- DNA verdubbelen
- Elke chromatide kopiëren
- Elk chromosoom heeft hierna 2 chromatiden
6
Q
G2-fase
A
- Klaarmaken voor mitose
- Controleren of alles goed verdubbeld is
7
Q
M-fase
A
- Verdeling van de chromosomen over de 2 dochtercellen
- 2 dochtercellen gaat met elk een chromatide weer naar G1-fase
- Cyclus kan zo door blijven gaan
8
Q
Profase
A
DNA wordt compact gemaakt (condenseren) totdat de losse chromosomen zichtbaar worden
9
Q
Prometafase
A
- Kernenvelop wordt afgebroken waardoor de chromosomen los in het cytoplasma komen te liggen
- Chromosomen worden vastgemaakt aan tubuline draden
10
Q
Metafase
A
- Chromosomen liggen geordend in de cel
- Naar het midden van de cel getrokken
11
Q
Anafase
A
- Chromosomen worden naar 2 kanten van de cel getrokken
- Chromosomen worden verdeeld over de 2 dochtercellen
12
Q
Telofase
A
- Rondom afzonderlijke DNA worden nieuwe kern enveloppen aangelegd
- DNA gaat concentreren (decondenseren)
13
Q
Cytokinese
A
- Vorming 2 cellen
- Nadat kernen gescheiden zijn, deelt ook cytoplasma zich op
14
Q
Aantal centrosomen in G1-fase?
A
1
15
Q
Aantal centrosomen in S-fase
A
2