Dutch grammar from Claudia 1 Flashcards
Lettergrepen
Stukjes van woorden die bij elkaar horen. (syllables)
Lettergrepen kunnen open of gesloten zijn.
Open lettergrepen eindigen op een klinker (vowel).
ma-ken le-zen kie-zen lo-pen bu-ren hui-zen deu-ren broe-ken
Gesloten lettergrepen eindigen op een medeklinker (consonant).
maan-den fiet-sen bos-sen kas-ten zit-ten buur-man zeg-gen men-sen
Onregelmatige meervoudsvormen:
(Unregular plural forms):
de dag de dagen het dak de daken het bedrag de bedragen de weg de wegen de god de goden de oorlog de oorlogen het lid de leden het schip de schepen de stad de steden de moeilijkheid de moeilijkheden de koe de koeien het ei de eieren het kind de kinderen het volk de vokeren het blad de bladeren
The article for a plural noun is always…
de.
De stam is…
de ik-vorm van het werkwoord.
De stam is belangrijk voor het maken van de andere werkwoordsvormen.
Als het onderwerp enkelvoud is…
Als het onderwerp meeervoud is…
dan is de persoonsvorm ook enkelvoud.
dan is de persoonsvorm ook meervoud.
Het boek ligt op de tafel.
De boeken liggen op de tafel.
De jongen speelt op straat.
De jongens spelen op straaat.
Ik kan piano spelen.
Wij kunnen piano spelen.
Onderwerp
= subject
De persoonvorm is het werkwoord dat…
bij het onderwerp hoort.
Je gebruikt de tegenwoodige tijd als…
je praat over wat nu of in de toekomst gebeurt.
Zo maak je de persoonsvorm van de tegenwoordige tijd:
Regel:
ik stam
je stam + t
hij/ze/het stam + t
we infinitive
jullie infinitive
ze infinitive
De onvoltooid tegenwoordige tijd
= the present tense
Amelia komt uit Brazilie. Sinds 1992 woont ze in Breda. Ze is getrouwd. Ze wonen in een leuke buurt. Haar man werkt. Amelia gaat elke dag naar school. Volgend jaar gaat ze op vakantie.