31. Bezoek Flashcards

1
Q

de aanleiding

A

excuse, reason

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verwachten

A

are expecting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bezig met

A

busy with

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het verhaal

A

story

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opeens

A

suddenly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

roept

A

calls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

meegebracht

A

brought (with one)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

haalt

A

gets, fetches

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

slaat

A

slaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ontomoeten

A

meet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de verandering

A

change

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

merkt…op

A

remarks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

woonden

A

lived

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

werpt een blik

A

cast his eyes, glanced

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voornamelijk

A

chiefly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de opvoeding

A

upbringing

17
Q

onderling

A

among themselves

18
Q

het aandeel

A

share

19
Q

knikt

A

nods

20
Q

toegeven

A

admit

21
Q

eist

A

demands

22
Q

gewoonlijk

A

usually

23
Q

zouden

A

would

24
Q

vragend

A

questioningly

25
Q

verbaasd

A

surprised

26
Q

inmiddels

A

in the meantime

27
Q

opstaat

A

gets up

28
Q

van tevoren

A

beforehand

29
Q

terwijl

A

while

30
Q

gang

A

aisle

31
Q

verschijnt

A

appears

32
Q

onderwerp

A

subject

33
Q

in wezen

A

really

34
Q

schenkt

A

give attention

35
Q

aandacht

A

attention

36
Q

vanwege

A

because of

37
Q

beloven

A

promise

38
Q

BEZOEK

Henk en Margriet wonen in een nieuw huis. Dat is voor veel vrienden een goede aanleiding eens bij hen langs te gaan. Vanavond verwachten ze bezoek. Margriet ruimt van tevoren de woonkamer op, terwijl Henk boven met de kinderen bezig is. Hij leest nog een kort verhaal met ze.

Opeens klinkt de bel. Hij roept naar beneden: Doe jij even open? Dat zullen Paul en Laila zijn.

‘Ja, ik ga al,’ roept Margriet. Ze doet de deur open. ‘Hallo, kom binnen!’

Hallo, hoe is het? Kijk, ik heb wat meegebracht. Laila geeft Margriet bloemen.

O wat prachtig, dank je wel, maar dat is echt niet nodig hoor. Ik zal ze snel in het water zetten. Doe je jas uit. Geef maar, dan hang ik ze in de gang. Ga zitten. Henk komt zo. Wat willen jullie drinken? Waar hebben jullie zin in?

Terwijl Margriet wat t drinken haalt, komt Henk beneden. Als hij in de damer verschijnt, geeft hij Laila een hand en hij slaat Paul vriendelijk op z’n schouder. ‘Hallo, hoe gaat het?’ ‘Uitstekend!’ Henk vindt het leuk zijn oude vriended weer te ontmoeten.

‘Wat een verandering,’ meerkt Paul op. ‘Eerst woonded jullie zo klein, nu hebben jullie een zee van ruimte.’ Hij werpt een blik in de tuin. ‘Wat een mooie bomen. Kijk, er zitten ook vogels in. Die bomen geven zeker veel schaduw in de zomer?’

Nadat Margriet de koffee heft gebracht, wordt er gezellig gepraat, eerst over het huis, later voornamelijk over het werk. En de opvoeding van de kinderen is natuurlijk ook een belangrijk onderwerp van gesprek.

Iedereen vindt dat de opvoeding een taak voor beide ouders is. Daarover zijn de vrienden het onderling wel eens. Maar welk aandeel heeft de vader in wezen? Wie schenkt in de praktijk de meeste aandacht aan de kinderen? ‘Ik breng ze regelmatig naar bed,’ zegt Henk.

Margriet kijkt hem aan en zegt: ‘Ja, maar je ziet ze de hele dag niet vanwege je werk.’ Henk knikt, hij moet toegeven dat zijn werk veel tijd eist. Door de week domt hij gewoonlijk pas om zeven uur thuis. ‘Ik wil weel minder gaan werkn,’ zegt hij. ‘Maar zouden we dan het huis nog kunnen betalen?’ voegt hij er vragend aan toe. Margriet kijkt eerst verbaasd, maar dan moet ze lachen.

Het is inmiddels al diep in de nacht waneer Paul opstaat en zegt: ‘Kom, ‘t is al laat, we moeten naar huis. He was erg gezellig. Komen jullie snel eens bij ons?’

‘Goed, dat beloven we.’

October 5, 2014

A

ok