26. Bent u getrouwd? Flashcards

1
Q

maatschappi

A

society

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeft

A

need

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

immers

A

after all

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aanwezig

A

there

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

na

A

after

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

samenwonen

A

live together

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zover

A

due to happen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zult

A

will

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onmiddellijk

A

immediately

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het huwelijk

A

the marriage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een huwelijk sluiten

A

get married

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het liefst

A

preferably

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gold

A

applied, held true

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verliet

A

left

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

trouwde

A

married

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

woonde

A

lived

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zo hoorde dat.

A

That was the done thing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

laatste

A

in the past, the last

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nog steeds

A

still

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bewust

A

deliberately

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

melden

A

register

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

samenwoont

A

cohabit

23
Q

praktisch

A

almost, practically

24
Q

de wijze

A

the way

25
Q

losser

A

looser

26
Q

beloven

A

promise

27
Q

tot aan

A

until

28
Q

eventuele

A

possible

29
Q

of…of

A

either…or

30
Q

overigens

A

anyway

31
Q

de liefde

A

love

32
Q

bepaald

A

certain

33
Q

voorbij

A

over

34
Q

besluiten

A

decide

35
Q

uit elkaar te gaan

A

to separate

Out of each other to go

36
Q

scheiden

A

to divorce

37
Q

gebeuren

A

happen

38
Q

de uitspraak

A

the pronouncement

39
Q

de rechter

A

the judge

40
Q

verwacht

A

expect

41
Q

terwijl

A

while

42
Q

vrijwel

A

hardly, almost

43
Q

bijzonders

A

in particular

44
Q

bijvoorbeeld

A

for example

45
Q

keuze

A

choice

46
Q

zorgen

A

look after

47
Q

elkaar

A

each other

48
Q

BENT U GETROUWD?

Na twee jaar SAMENWONEN [live together]
gaan wij nu OFFICIEEL trouwen.
Vrijdag 21 mei is het ZOVER [is due to happen].
Om 11.00 uur gaan we naar het gemeentehuis.
Daarna trouwen we in de
Heilige Geestkerk aan de Dorpsstraat.
Wij HOPEN [hope] dat u daarbij AANWEZIG [there] zult zijn.

Heb jij al kinderen?

Nee, ik ben IMMERS [after all?] nog niet getrouwd.

Moet je getrouwd zijn, voordat je kinderen krijgt? Dat HOEFT [need] toch niet? Dat is toch niet nodig?

In Nederland misschien niet, maar in onze MAATSCHAPPIJ [society] is dat ABSOLUUT [absolutely] NOODZAKELIJK [necessary].

Wat GEBEURT [happens] er als een vrouw een kind VERWACHT [expects], TERWIJL [while?] ze nog niet getrouwd is?

Dan moet ze ONMIDDELLIJK [immediately] een HUWELIJK SLUITEN [get married]. Het LIEFST [preferably] met de vader van het kind natuurlijk.

Nog niet zo lang geleden GOLD [applied, held true] dat ook voor Nederland. VRIJWEL [almost] iedereen die het huis van z’n ouders VERLIET [left], TROUDE [married] of WOONDE [lived] alleen. ZO HOORDE DAT. [That was the done thing.] De LAASTE [the last] 30 jaar is er rond het huwelijk veel veranderd. NOG STEEDS [still] trouwen veel mensen, maar ze WONEN [live] vaak eerst EEN TIJDJE [a time] samen. Dat is niets BIJZONDERS [in particular] meer. In plaats van ‘dit is mijn man’ of ‘dit is mijn vrouw’ zeggen ze BEWUST [deliberately]: ‘dit is mijn vriend’ of ‘dit is mijn vriendin’. Je kunt ook bij de GEMENTEE MELDEN [by the local authority register] dat je officieel SAMENWOONT [live together]. Je wordt dan PRAKTISCH [almost, practically] op dezelfde WIJZE [way] BEHANDELD [treated] als iemand die is getrouwd en het gaat een stuk GEMAKKELIJKER [easier].

Wat is dan het VERSCHIL [difference] met trouwen?

Tja, dat is inderdaad heel klein. Bij samenwonen is de officiele band LOSSER [looser] dan bij trouwen. Als ze trouwen, BELOVEN [promise] man en vrouw dat ze TOT AAN [until] hun DOOD [death] goed voor elkaar (en EVENTUELE [possible] kinderen) zullen ZORGEN [look after].

Vaak spelen financiele factoren ook een rol. OF JE TROUWT OF [if you marry or…] samenwoont, is vooral EEN KWESTIE VAN PERSOONLIJKE KEUZE [a question of personal choice].

Niet elk huwelijk is OVERINGENS [anyway] een succes, bijvoorbeeld doordat de LIEFDE [love] op een BEPAALD MOMENT [a certain moment] VOORBIJ [over] is. Dan kunnen man en vrouw BESLUITEN [decide] om ‘UIT ELKAAR’ te gaan [to separate], te SCHEIDEN [to divorce]. Bij een huwelijk moet dat officieel GEBEUREN [happen, be done?]: via een UITSPRAAK [pronouncement] van de RECHTER [judge].

October 6, 2014, Nijmegen

A

ok

49
Q

is het ZOVER

A

is due to happen

50
Q

Dat is niets BIJZONDERS meer.

A

That is no longer unusual?

51
Q

zeggen ze BEWUST

A

Say we deliberately

52
Q

Je kunt ook bij de GEMENTEE MELDEN

A

You can also by the local authority register

53
Q

op dezelfde WIJZE BEHANDELD

A

The same way treated