44. De regering Flashcards

1
Q

het bestuur

A

administration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neemt…in

A

occupies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stelt…op

A

draws up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uit…voeren

A

to execute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zaken

A

affairs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

laatste

A

latter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het leger

A

army

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de samenwerking

A

cooperation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tot op

A

up until

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

heden

A

now

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leidt

A

chairs, leads

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de vergaderingen

A

the meetings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in dit verband

A

in this connection

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verschijnen

A

appear

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nadere

A

further

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beslist

A

decides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

uitvoeren

A

carry through, implement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het voorstel

A

proposal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

aangenomen

A

accepted

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

weigert

A

refuses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

aan…nemen

A

accept, adopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lastige

A

awkward

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het volk

A

the people

24
Q

standpunten

A

points of view

25
Q

kwesties

A

issues

26
Q

blijken

A

appear

27
Q

tegenstellingen

A

discrepancies, differences

28
Q

deel uitmaken van

A

form, go to make up

29
Q

behoren tot

A

belong to

30
Q

te durf

A

to dare

31
Q

voert…uit

A

carries…out

32
Q

dergelijke

A

such

33
Q

beleid

A

policy

34
Q

bestaat uit

A

consists of

35
Q

zorg voor

A

care for

36
Q

deel

A

part

37
Q

zich bezighoudt met

A

is occupied with

38
Q

voorzitter

A

chairperson

39
Q

kennelijk

A

obviously

40
Q

wet

A

law

41
Q

lid

A

member

42
Q

word

A

are

43
Q

gekozen

A

elected

44
Q

mogen

A

be able

45
Q

kiezen

A

choose

46
Q

Hoe komt een nieuwe regering tot stand?

A

How comes a new government to be?

47
Q

meerderheid

A

majority

48
Q

enkele

A

single, one

49
Q

gedwongen

A

forced

50
Q

opvattingen

A

views

51
Q

nogal

A

rather, quite

52
Q

ogenblik

A

eyeblink, moment

53
Q

DE REGERING

Wat is de taak van de regering?

De regering vormt het bestuur van heel Nederland en neemt daardoor een centrale positie in. Ze stelt plannen op en voert plannen uit.

Dergelijke plannen vormen het beleid van de regering. Een regering heeft maximaal vier jaar de tijd om haar plannen uit te voeren.

De regering bestaat uit ongeveer twaalf ministers. Elke minister heeft de zorg voor een deel van het bestuur. Er is bijvoorbeeld een minister van economische zaken, een van onderwijs en een minister van defensie.

Die laatste heeft de zorg voor het leger. Ook is er een minister die zich bezighoudt met de samenwerking met landen uit de Derde Wereld. De minister-president is de voorzitter. Hij (tot op heden was het altijd een man) leidt de vergaderingen.

Wat is in dit verband de rol of functie van de Tweede Kamer?

Ministers verschijnen regelmatig in de Tweede Kamer. Ze moeten antwoorden op vragen en nadere informatie geven.

Kennelijk heeft de Tweede Kamer veel macht.

Inderdaad. De Tweede Kamer beslist of de minister een plan mag uitvoeren. Een voorstel kan worden aangenomen en wordt dan een wet. Soms weigert de Kamer een voorstel aan te nemen. Dan zit de regering in een lastige positie.

Hoe word je lid van de Tweede Kamer?

Daarvoor moet je door het volk gekozen worden. Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen kiezen. Dat gebeurt eens in de vier jaar.

Hoe komt een nieuwe regering tot stand?

De regering wordt gekozen door de Tweede Kamer. De politieke partij die de meerderheid heeft–de helft plus 1–vormt in principe de regering. In Nederland heeft echter geen enkele partij de meerderheid. De grote partijen zijn daardoor gedwongen tot samenwerking.

Wat zijn de belangrijkste politieke partijen?

De PvdA, de VVD, het CDA, Groen Links en D66. Hun opvattingen of standpunten over belangrijke kwesties zijn verschillend, maar in de praktijk blijken de tegenstellingen nogal klein. Weet je welke partijen op dit ogenblik deel uitmaken van de regering? Tot welke partij zou jij willen behoren? Of durf je dat niet te zeggen?

August 2014

A

OK

54
Q

leidt de vergaderingen

A

leads the meetings

55
Q

ongeveer

A

about, approximately