35. De kaart van Nederland Flashcards

1
Q

platen

A

pictures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar…op

A

upon which

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wijs eens aan

A

please indicate, please show

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oost

A

east

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

loopt

A

is, runs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de grens

A

the border

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

trekt mensen aan

A

attracts people

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

talloze

A

numerous

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ondernemingen

A

businesses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gevestigd

A

established

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wegen

A

roads

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

treft

A

find

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gebieden

A

areas, regions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ontdekt

A

discovered

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zogenaamd

A

what is known as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het aardgas

A

natural gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de verwarming

A

the heat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

staat ook bekend

A

is also known

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

uiterste

A

farthest, outermost, extreme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bijzonder

A

very, particularly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bijzonder geschikt

A

particularly suitable

22
Q

het doel

A

objective, purpose

23
Q

beschermen tegen

A

protect against

24
Q

dreigt

A

threaten

25
Q

breekt

A

breaks, collapses

26
Q

stijgen

A

rise

27
Q

levert…strijd

A

delivers…conflict

28
Q

spreekt…uit

A

pronounced

29
Q

opgemerkt

A

noticed

30
Q

opgevallen

A

struck

31
Q

allerlei

A

all sorts

32
Q

kaart

A

map

33
Q

inmiddels

A

in the meantime

34
Q

ongeveer

A

approximately about

35
Q

nauwelijks

A

hardly

36
Q

gebied

A

area

37
Q

nu eenmaal

A

it is so

38
Q

bedrijven

A

companies

39
Q

darmee vergeleken

A

compared with that

40
Q

gedeelte

A

part

41
Q

eeuw

A

century

42
Q

geleden

A

ago

43
Q

eveneens

A

also

44
Q

vanwege

A

because of

45
Q

ooit

A

ever

46
Q

gebied

A

area

47
Q

gevaar

A

danger

48
Q

immers

A

after all

49
Q

in feite

A

in fact

50
Q

voortdurend

A

always

51
Q

DE KAART VAN NEDERLAND

In onze klas hangen allerlei platen aan de muur. Er hangt ook een kaart waar de hele aarde op staat en een kaart van Nederland. Wijs eens aan waar je woont. Je weet inmiddels dat Nederland klein is. Van noord naar zuid is het ongeveer 300 kilometer, van west naar oost nauwelijks 180! Hier in het oosten loopt de grens met Duitsland. En in het zuiden zien we de grens met Belgie.

Het land is verdeeld in twaalf provincies. In het westen liggen Noord- en Zuid-Holland. Daar liggen ook de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. In het midden heb je Utrecht.

Het westen van Nederland vormt een gebied dat ‘de Randstad’ heet. Daar wonen miljoenen mensen. De Randstad trekt nu eenmaal veel mensen aan. Er zijn talloze bedrijven en ondernemingen gevestigd. De meeste industrie vind je dan ook in de Randstad. En op de wegen in de Randstad is het praktisch altijd druk.

Darmee vergeleken is het in het noorden en oosten van het land een stuk rustiger. Je treft in dat gedeelte van Nederland nog grote gebieden met mooie natuur en veel rust. Een halve eeuw geleden is in Groningen gas ontdekt, zogenaamd aardgas. Dat gebruiken de Nederlanders voor de verwarming van hun huis en om te koken. En ook voor veel bedrijven is aardgas heel belangrijk.

Friesland, eveneens in het noorden, heeft een eigen taal en cultuur. Die provincie staat ook bekend vanwege de watersport. In het uiterste noorden zie je vijf eilanden, bijzonder geschikt voor een korte vakantie.

Ben je daar ooit geweest?

In het zuidwesten ligt Zeeland. Er liggen veel dijken en dammen. Die hebben het doel dit gebied te beschermen tegen de zee. Er dreigt altijd het gevaar dat er een dijk breekt. Nederlands ligt immers laag, het water kan soms erg hoog stijgen. In feite levert Nederland voortdurend strijd tegen het water.

Met ‘het zuiden’ bedoelen we in Nederland de provincies Noord-Brabant en Limburg. In het zuiden spreekt men het Nederlands een beetje anders uit dan in de Randstad of in het noorden. Heb je dat wel eens opgemerkt? Of is dat je nooit opgevallen?

August 2014

A

OK

52
Q

trekt mosquitoes aan (?)

A

attracts mosquitoes (?)